Schotse hooglanders, heckrunderen, konikpaarden; zomaar wat grazers die Staatsbosbeheer inzet. Niet omdat we te lui zijn om te maaien, wel omdat grazers veel beter dan wij de vegetatie bij kunnen houden. Op een manier die enorm goed is voor de biodiversiteit.
De Schotse hooglander is een populaire grazer onder natuurbeheerders, met name omdat deze stoere Schot zich met zijn taaie gestel en dikke vacht niet uit het veld laat slaan door koude winters. Ook zijn ze ondanks hun stoere uitstraling vrij gemakkelijk in de omgang met mensen. Perry Cornelissen, adviseur ecologie bij Staatsbosbeheer: “Natuurlijk moet je de dieren met rust laten, bij elke ontmoeting op gepaste afstand blijven en nooit tussen een moeder en haar kalf in gaan staan. Maar ze zijn lekker sukkelig en hebben een gezellige uitstraling die mensen aanspreekt.”
Een ander voordeel is dat de Schotse hooglander als herkauwer giftige stoffen kan afbreken die sommige planten aanmaken om niet opgegeten te worden. “Zo eet een Schotse hooglander zonder problemen de giftige vlier, een plant die een paard links laat liggen”, vertelt Perry.
Daarmee snijdt de adviseur ecologie iets aan dat veel mensen zich afvragen: wanneer zet je welke grazers in? “Dat hangt af van het gebied”, legt Perry uit. “Begrazing zetten we altijd in met een specifiek doel voor ogen. Bijvoorbeeld om voor een bepaalde soortensamenstelling of structuur in de plantengroei te zorgen; verschillen in hoogte en dichtheid van de begroeiing. De vegetatie is een belangrijk element in het landschap dat mede bepaalt welke dieren er kunnen leven."
"Vogelsoorten hebben bijvoorbeeld uiteenlopende wensen rond de hoogte en dichtheid van het groen. Wil je ergens meer weidevogels, dan moet er voldoende grasland zijn. Gaat het om putters, dan moeten er juist ruigtekruiden zoals distels staan, omdat deze zangvogels ’s winters van die zaden eten.” Het natuurlijke proces van begrazing kan een belangrijke rol leveren om die gewenste begroeiing te bereiken. Perry: “Alle grazers, groot of klein, vervullen een eigen rol om het landschap vorm te geven. Elke soort heeft zijn eigen specialisme, alles grijpt in elkaar.”
Edelherten hebben door het jaar heen verschillende voedingsgewoonten. In het voorjaar en de zomer eten ze blad. In het najaar en de winter staat er gras op hun menu aangevuld met bast en twijgen. Ze leven in grote groepen en creëren openheid door hun vraat aan struiken en jonge boompjes.
Konikpaarden, Exmoor pony’s, IJslandse pony’s en Haflingers grazen groepsgewijs lang op dezelfde plek, er ontstaat een kort afgegraasde ‘paardenweide’. Dit zorgt voor scherpe grenzen tussen kort grasland en ruigere vegetaties, anders dan bij runderen die met dagelijkse trektochten uiteenlopende overgangen veroorzaken.
Schapen kunnen goed overweg met een voedselarme omgeving. We zetten ze vooral op de heide in, waar ze graag aan pijpenstrootjes knabbelen. Hierdoor blijft de heide in stand.
Begrazing is razend interessant voor natuurbeheer vanwege de diversiteit en dynamiek die het in het landschap teweegbrengt
“Begrazing is razend interessant voor natuurbeheer, vanwege de diversiteit en dynamiek die het in het landschap teweegbrengt”, vindt Perry. “Als we naar grasland streven, zetten we meer grazers in. Ligt het accent op bos, dan halen we juist grazers weg. Daarnaast zorgen runderen en paarden ook voor variatie. Ze staan bijvoorbeeld graag bij een poeltje of onder de schaduw van een boom. Dan krijg je plekjes die heel veel of juist heel weinig begroeiing hebben En plekjes daar tussenin. Er ontstaan mooie overgangen.”