De stammen van bomen in het bos. Natuurlijk! En veel ook. Maar als je goed kijkt, zijn ze allemaal anders. Dikke en dunne. Bruine, groene en witte. Gladde en ruwe. Een stam geeft de boom zijn stevigheid en zorgt ervoor dat hij hoger is dan bijvoorbeeld struiken, en dat de bladeren in de kroon zoveel mogelijk (zon)licht krijgen. De schors beschermt de boom tegen bijvoorbeeld hongerige insecten, ziekten en vuur. Direct achter de schors zitten vaten die voor het vervoer van suikers van de bladeren naar de wortels zorgen. Daarachter zitten de vaten die water en voeding van de wortels naar alle bladeren vervoeren. Vergelijkbaar met onze aderen. Sommige bomen worden hol als ze oud zijn. Dat is geen probleem, zolang het vaatstelsel maar niet wordt doorbroken.
Zoek 2 rechte takjes die ongeveer even lang zijn als je hand. Breek een takje zodanig af dat ze precies even lang zijn. Kies een boom uit langs het pad waarvan je de top en de voet duidelijk kunt zien. Zet de stokjes op elkaar zodat je een T krijgt. Zet de poot van de T tussen je ogen precies daar waar je neus begint. Zorg dat de ene punt van het voorste takje omhoog wijs en de andere naar beneden. Loop achteruit, totdat je de bovenkant van de boom gelijk ziet met de bovenkant van de T en de onderkant van de stam met de onderkant van de T. Loop nu met grote passen (van 1 meter) tot aan de boom. Het aantal passen naar de boom is de hoogte van de boom in meters.