Waar Noord-Holland, Utrecht en Flevoland samenkomen, beukte vroeger de Zuiderzee tegen de kust. Nu liggen hier, tussen oud en nieuw land, het Gooi- en Eemmeer. De beschutte, soms ondiepe, wateren van deze meren zijn een paradijs voor vogels, dankzij het vele riet aan de oevers. In de meren zelf vind je de opgespoten eilandjes Dode Hond, Visdiefje en De Schelp, waar duizenden vogels vertoeven. Je kunt hier naartoe varen en rondlopen door bosjes of grasland, in het gezelschap van waterrallen, rietzangers, meeuwen, verschillende eenden- en weidevogelsoorten en zelfs reeën (Dode Hond).
De meren zijn ontstaan bij de drooglegging van de Flevopolders. Toen het land voor de kust werd drooggemalen, bleef een smalle strook water over: het Gooi- en Eemmeer. Nu zijn de zeedistels, die aan de oevers groeien, de enige herinnering aan de tijd dat de zoute Zuiderzee hier aan land kwam.