Nieuws
Maai Mei Niet-2022 is een prima initiatief om meer bloemen een kans te geven. En daar profiteren onder meer de bij en de hommel van. Toch maait Staatsbosbeheer sommige graslanden wel in mei. Marcel Horsthuis, adviseur ecologie in Overijssel, legt uit waarom dat soms wel goed is voor de biodiversiteit.
Dat het niet goed gaat met de bijen met Nederland is geen nieuws meer. Om ze een handje te helpen startten de Bijenstichting, Flora van Nederland en Stichting Steenbreek een campagne: Maai Mei Niet. Hierin roepen ze tuineigenaren en gemeenten op om minder en anders te gaan maaien. Door minder te maaien krijgen onder meer bijen, kevers, vlinders en hommels meer voedsel. Door het gras maar om de vier weken te maaien, worden tot tien keer meer bijen aangetrokken, zo blijkt uit de ervaring die ze in Groot-Brittannië hebben met No Mow May. Bovendien is langer gras ook beter bestand tegen droogte en hitte.
Een goede actie, vindt Marcel Horsthuis, adviseur ecologie bij Staatsbosbeheer in Overijssel. Maar die gaat over soortenarme gazons waar gewoonlijk één of twee keer per week wordt gemaaid. “In deze grasveldjes groeien vaak ook bloemen als het madeliefje en de kruipende boterbloem. Deze komen door het intensieve maaibeheer niet tot bloei, waardoor insecten hier niet van kunnen profiteren. Door niet of minder te maaien zie je ook direct allerlei bloemen de kop opsteken.”
Maar grasland is geen gazon. “Wij maaien onze graslanden één of twee, soms drie, keer per jaar. Als we niet zouden maaien of begrazen, dan zou het grasland op termijn ruigte en bos worden. Wij maaien dus om het grasland te behouden en de bodem te verschralen. Dit laatste betekent dat we voedingsstoffen afvoeren, want heel veel bloemen en grassen hebben juist schrale grond nodig.”
Marcel vertelt dat Staatsbosbeheer de meeste graslanden voor het eerst in juni of juli, of zelfs pas augustus, maait. “Juist voor de bloemrijke graslanden werkt dat het beste. Maar op sommige graslanden is één soort dominant. Dat zie je vooral op voormalige landbouwgrond. Die worden overheerst door gestreepte witbol of andere zodevormende grassoorten. Ook hier willen we graag meer biodiversiteit. Daarvoor is het nodig dat de overheersende soort minder productief wordt en er voldoende kale grond beschikbaar komt voor meer bloemrijke kruiden.”
Voor het doorbreken van die dominantie door grassen is een hooilandbeheer nodig om via maaien en afvoeren, stikstof en fosfaat te verwijderen. “Door al vroeg te beginnen met maaien, liefst al in mei, twee of zelfs drie keer per jaar te maaien en dit meerdere jaren achter elkaar vol te houden, neemt de beschikbaarheid van deze voedingselementen versneld af. De aanwezige zodevormende grassen worden dan minder dominant en open plekken in de vegetatie groeien minder snel weer dicht. De vegetatie krijgt een meer open karakter en kruiden krijgen meer ruimte om zich te vestigen en uit te breiden.”
Staatsbosbeheer maait daarom in mei alleen in eenvormige, soortenarme graslanden. Juist om deze om te vormen naar gevarieerde en bloemrijke graslanden. Marcel: “Hierbij houden we natuurlijk rekening met de aanwezige natuurwaarden en is voorzichtigheid geboden in verband met weidevogels en jonge dieren, zoals reekalfjes. De te maaien graslanden worden dan ook eerst gecheckt door de boswachter. Als daar aanleiding toe is, passen we de maaiplannen aan.”