Terug

Nieuws

5 vragen over het gebruik van steenmeel bij stikstofschade

  • 14 juli 2022
  • Natuurherstel
  • Leestijd 3 minuten

Het lijkt zo’n mooie oplossing: steenmeel strooien in natuurgebieden die te lijden hebben onder een teveel aan stikstof. Want steenmeel kan de bodem weer een deel van de broodnodige mineralen geven, die door verzuring door stikstof zijn verdwenen. Toch past Staatsbosbeheer deze maatregel slechts op enkele plekken toe. Hoe zit dat? Frankwin Scheve, projectleider bij Staatsbosbeheer, beantwoordt 5 vragen hierover. “Het is nu nog een experimentele maatregel waarbij we resultaten goed in de gaten moeten houden. We willen natuurlijk voorkomen dat we nu maatregelen treffen, waar we later spijt van krijgen.”

1. Waarom kan het strooien van steenmeel een goed idee zijn?

“Stikstof slaat in de vorm van ammoniak neer, waardoor de grond verzuurt. Dit zuur verdringt belangrijke mineralen zoals calcium, kalium en magnesium uit de bodem. Als planten deze bouwstoffen niet meer kunnen opnemen, werkt dit tekort door in de hele voedselketen (zie ook 5 vragen over stikstof). Hierdoor worden bijvoorbeeld de eierschalen te dun, waardoor vogels te vroeg geboren worden. Ook kunnen hun botjes te zwak zijn om volwassen te worden. Steenmeel is een calciumrijk restproduct dat bij het zagen van natuursteen overblijft. Door dit op verzuurde bodems te strooien, geeft het langzaam zijn calcium en andere mineralen aan de bodem af. Planten kunnen daar weer van profiteren.”

2. Wat is er op tegen?

“Op de eerste plaats is het strooien van steenmeel nu nog een experimentele oplossing. We hebben nog onvoldoende zicht op de lange termijneffecten ervan. Het toevoegen van gebiedsvreemde stoffen kan onverwachte en mogelijk ongewenste effecten hebben op het bodemleven en op complexe ecosystemen. Daar lopen verschillende onderzoeken naar. De meeste kennis en ervaring met toepassing van steenmeel is opgedaan in heidesystemen. De resultaten zijn daar overwegend positief. Toepassing in graslanden geeft een minder eenduidig beeld. Vooral over de inzet van steenmeel in bos is veel discussie, omdat veel bos-ecosystemen zeer complex zijn. Om te voorkomen dat we nu iets doen waar we later spijt van krijgen, moeten we die resultaten afwachten en analyseren voordat we dit eventueel grootschaliger gaan doen.
Een tweede reden waarom steenmeel niet dé oplossing is, is omdat het slechts een deel van het stikstofprobleem aanpakt; alleen de verzuring. Een teveel aan stikstof leidt niet alleen tot verzuring maar ook tot vermesting. Door die vermesting gedijen sommige planten, zoals brandnetels en bramen, zo goed dat zij andere vegetatie overwoekeren en verdringen. Met steenmeel verander je niks aan die vermesting.
Daarnaast is het strooien van steenmeel geen duurzame oplossing is. Voor een duurzame oplossing is het sowieso nodig dat de neerslag van stikstof vermindert en dat bijvoorbeeld het grondwaterpeil omhoog gaat in verdroogde gebieden. Want grondwater zorgt soms ook voor het aanvullen van de nodige mineralen. Op het verminderen van de stikstofdepositie hebben wij als Staatbosbeheer geen invloed. In een aantal natuurgebieden willen we graag het grondwaterpeil verhogen, maar daarvoor is samenwerking nodig met vele betrokkenen. Daar werken we aan, maar dat kost veel tijd. Om die tijd te overbruggen zou steenmeel in sommige gebieden een tijdelijke oplossing kunnen zijn voor de meest ernstige tekorten aan mineralen.”

3. Hoe zet Staatsbosbeheer het strooien van steenmeel nu in?

“Dat doen we nu alleen nog op experimentele basis, vooral in gebieden met lage vegetatie zoals heide en soms in bos. In die gebieden is de pH-waarde van de bodem en het bodemvocht soms zo laag, dat het vergelijkbaar is met schoonmaakazijn. Metingen hebben laten zien dat je die pH-waarde iets kunt opkrikken met steenmeel. Vanuit het programma Natuur ontvangen wij van de provincies subsidie om maatregelen te nemen die de natuur kunnen helpen herstellen van te veel stikstof. Het liefst zetten we in op duurzame oplossingen. Maar die kosten veel tijd en sommige gebieden hebben die tijd niet. Daar gaat het zo slecht met de natuur dat populaties van zeldzame soorten één voor één verdwijnen. Als je daar nu niets doet, is het voor de nog resterende populaties gewoon te laat. Herstel van het ecosysteem wordt steeds moeilijker als de bijbehorende soorten er niet meer zijn.
Vergelijk het met een patiënt die dreigt te overlijden aan een ziekte waarvoor een experimentele behandeling mogelijk is. Het is nog niet zeker of de behandeling werkt, maar als je niets doet, overlijdt hij. Wat doe je dan? Vanuit dat oogpunt strooien we in sommige gebieden steenmeel. Daarbij is het nodig dat we de positieve en negatieve effecten ervan zorgvuldig monitoren. Helaas gebeurt dat, op een aantal wetenschappelijke proefvelden na, te weinig. De monitoring en evaluatie worden niet door de subsidies vergoed. Daarover gaan we met de subsidieverstrekkers in gesprek. Alleen als we duidelijk inzicht hebben in álle effecten, kunnen we eventueel in meer gebieden steenmeel gaan strooien.”

4. Hoe nu verder?

“Wij werken hard aan een interne richtlijn over wanneer het strooien van steenmeel zinvol en verstandig kan zijn. Met onder meer deskundige ecologen met kennis van de verschillende typen natuur, stellen we vast in welke natuurtypen het strooien van steenmeel mogelijk een deel van de oplossing is. Natuurlijk doen we dit op basis van gestaag binnendruppelende resultaten van onderzoek en experimenten. Met die richtlijn in de hand kunnen we dan zorgvuldig bepalen waar we dit wel of niet kunnen doen. Dat bepalen we samen met subsidieverstrekkers, meestal de provincies, en onze ecoloog ter plekke. Een uitkomst hiervan zou kunnen zijn dat we besluiten ook in een klein deel van een bos steenmeel te strooien. Onze ecoloog ter plekke kan dan prima inschatten met welk deel van het bos het zo slecht gaat, dat het middel niet erger is dan de kwaal. Die interne richtlijn is naar verwachting in het najaar klaar.”

5. Wat doet Staatsbosbeheer nog meer om de natuur te helpen herstellen van een stikstofoverschot?

“Het belangrijkste is om de verstoorde balans in de natuur te herstellen. Dat doe je niet met het plakken van pleisters. Dat kan op verdroogde plekken door het grondwaterpeil in een gebied te verhogen, waardoor de bodemsamenstelling verbetert en de ecosystemen sterker worden. We doen dat ook door meer verschillende soorten bomen te planten. Bomen die hun water uit diepere bodemlagen halen, kunnen het hele ecosysteem een boost geven. Want het blad dat zij in herfst verliezen, bevat mineralen die juist uit de bovenste bodemlaag zijn verdwenen. Maar bij beide maatregelen gaan er jaren overheen voordat resultaten merkbaar worden. Veel natuurgebieden kunnen zo lang niet wachten. Daar is het plakken van pleisters wel nodig. Daar proberen we bijvoorbeeld met plaggen – het weghalen van de bovenste grondlaag – of soms met steenmeel de tijd te overbruggen tot duurzame oplossingen mogelijk zijn. Daarbij staat als een paal boven water dat als de neerslag van stikstof niet vermindert, uiteindelijk geen enkele maatregel helpt; dan blijft het dweilen met de kraan open.”

Frankwin Scheve is als projectleider bij Staatsbosbeheer intern coördinator programma versneld natuurherstel. Hij is zelf geen ecoloog, maar betrekt uiteraard deskundige ecologen bij deze interne richtlijn.