Nieuws
Witte rapunzel, knikkend nagelkruid. Nooit van gehoord? Niet zo gek, want het zijn zeer zeldzame planten. In het Ulvenhoutse Bos bij Breda komen ze voor. Nog wel. Door te veel stikstof en droogte dreigen ze te verdwijnen. Staatsbosbeheer heeft maatregelen genomen om de verschillende ecosystemen in dit gevarieerde bos te behouden. Die lijken aarzelend succesvol. “Maar het blijft keihard werken” zegt ecoloog Hans Backx.
Het Ulvenhoutse Bos is een klein Natura 2000-gebied ingeklemd tussen woonwijken, wegen en agrarisch land. Het zo’n 112 hectare tellende bos bestaat meer dan honderd jaar en is één van de oudste bossen van Staatsbosbeheer. Het bijzondere van dit gebied is dat het uit drie soorten bos bestaat: het droge beuken-eikenbos, het vochtige eiken-haagbeukbos en het natte broekbos. Het verschil daartussen heeft alles met water te maken. Het Ulvenhoutse Bos zelf en de omgeving zijn rijk aan reliëf. Op de hoge, droge delen in en om het gebied zakt water in de grond. Dat water stroomt vervolgens door de bodem naar de lage delen van het bos en komt daar als kwel aan de oppervlakte. Dit kwelwater is van bijzondere kwaliteit; het is erg kalkrijk.
Juist omdat het zo’n gevarieerd gebied is groeien hier bijzondere planten. Zoals witte klaverzuring, slanke sleutelbloem, witte rapunzel en knikkend nagelkruid. Ook wat fauna betreft is het een rijk bos. De hazelworm komt hier voor, vrijwel alle soorten spechten, verschillende soorten vleermuizen en natuurlijk de veelvoorkomende bosdieren als egels, reeën en veel soorten bosvogels. Onderweg wijst de ecoloog op dubbelloof. Deze groenblijvende varen doet het goed op oevers. “Hij komt hier altijd al voor, maar ik zie hem nu veel meer.”
Terwijl Hans de verschillende soorten bos laat zien, valt het op dat het waterpeil in sommige delen inderdaad hoog staat. “Nu heeft het de laatste tijd ook veel geregend”, zegt hij. “Maar dat het water blijft staan, duidt erop dat het veel minder wordt afgevoerd dan een paar jaar terug.” Dit is bereikt door greppels en sloten te dempen en door met duikers en stuwen het water vast te houden. Ook is de beek Broekloop ondieper gemaakt. Hierdoor sijpelt er minder grondwater naar de beek en overstroomt hij vaker, waardoor sommige delen onder water komen te staan. “Uiteraard is dit op zo’n manier gedaan, dat de aangrenzende woonwijken hier geen last van hebben”, legt Hans uit.
Daarnaast zijn er verschillende korte termijn-maatregelen genomen. Hans loopt een voor het publiek gesloten laan in. “Dit is een van de laatste plekken waar knikkend nagelkruid en witte rapunzel staan. Als ze niet bloeien, zijn ze bijna niet te zien. Daarom hebben we dit pad afgesloten voor wandelaars want voor je het weet, trap je het kapot.” Bovendien is de ruimte om de bijzondere planten regelmatig vrijgemaakt. “Door de grassen die veel stikstof opnemen vaker te maaien, haal je de stikstof uit de grond.” Paaltjes met een stukje bouwlint maken duidelijk waar ze staan, zodat ze niet per ongeluk worden weggemaaid. “He, ze staan er goed bij”, zegt Hans blij verrast. “Ik was hier al even niet geweest, maar ze nemen alweer meer ruimte in. In april, als ze bloeien, zullen ze weer goed zichtbaar zijn.”
Op andere plekken in het bos zijn bomen weggehaald die hier niet thuishoren. “De douglas bijvoorbeeld. Die is hier ooit geplant omdat hij voor mooi hout zorgt. Maar hij verdampt ontzettend veel vocht en draagt dus bij aan de droogte. Of de Amerikaanse eik. Een boom die voor de biodiversiteit niet zoveel doet. Hiervoor in de plaats zijn inheemse bomen geplant.” Op de plek die hij aanwijst staan echter vooral weer veel jonge Amerikaanse eikjes. “Hier moeten we weer aan de slag.”
Wat eenmaal verloren gaat, krijg je nooit meer terug
Het blijft heel veel werk om een bos geschikt te houden voor veel verschillende plantensoorten. “Maar het is hard nodig. Als plantjes als witte rapunzel of knikkend nagelkruid eenmaal verloren gaan, krijg je ze nooit meer terug. Hoewel ik het belangrijk vind dat ze blijven, gaat het niet alleen over die paar soorten. Het gaat over het in stand houden van ecosystemen, waarin heel veel soorten van elkaar afhankelijk zijn. Deze laatste plekken waar ze voorkomen zijn de bron van de soort. Als het weer beter gaat met de natuur kunnen ze zich vanuit hier verder verspreiden. Maar voorlopig hangen ze nog met hun nagels aan de rand.”