Terug

Nieuws

Eiken: krasse knarren

  • 21 maart 2021
  • Flora en fauna
  • Leestijd 6 minuten

Opgroeien van eikel tot eeuwenoude boom gaat niet zonder slag of stoot. Voortdurend liggen er gevaren op de loer. Maar hoe ouder en imposanter de reus wordt, des te waardevoller hij is voor mens en natuur.

Boswachter Jeroen Pater: "Een bejaarde zomereik is een ecosysteem op zich."

Monumentale bomen

Landgoed Soelen, in de Gelderse gemeente Buren, staat niet alleen bekend om zijn prachtige kasteel uit de zeventiende eeuw. Het circa 150 hectare tellende gebied, onder beheer van Staatsbosbeheer, is ook rijk aan eeuwenoude zomereiken (Quercus robur). Volgens boswachter Jeroen Pater zijn het bijzondere monumenten die behoren tot ons groene culturele erfgoed. “Voor Nederlandse begrippen zijn ze erg groot. Zo staat er een van 22 meter hoog en met een omtrek van ruim vijf meter, en zijn er enkele iets minder dikke exemplaren met een hoogte van ruim 30 meter. Ik vermoed dat ze ongeveer 250 à 300 jaar oud zijn en destijds zijn geplant in een laan of als landschappelijke verfraaiing.” Jeroen is boswachter in een deel van West-Friesland en in de Wieringermeerpolder en bovendien expert in oude bomen. Daarover schreef hij twee boeken: in 2006 Monumentale bomen in Europa en ruim drie jaar geleden Riesige Eichen. “De eik is mijn lievelingsboom. In Duitsland kwam ik er een tegen met een omtrek van 11,5 meter en een hoogte van 32 meter.”  

Gaaien

Elke oude boom was in een ver verleden een zaadje, maar die zaadjes hebben uiteenlopende manieren om hun eindbestemming te bereiken. Lichte zaden laten zich meevoeren door de wind, zoals die van de esdoorn, berk en den. Andere zaden laten zich vervoeren via de spijsvertering van dieren: ze verplaatsen zich naar een andere locatie door te worden opgegeten en uitgepoept. Zwaardere zaden, zoals beukennootjes, kastanjes en eikels, vallen meestal niet ver van de boom. De verspreiding blijft beperkt als ze geen hulp van buitenaf krijgen, vertelt Jeroen. “Voor eikels zijn gaaien de verspreiders bij uitstek. Die verstoppen deze vruchten ergens in de grond als voedsel voor later. Een deel daarvan vergeten ze en krijgt de kans te ontkiemen. Muizen en eekhoorns verzamelen ook eikels, maar op een vaste plek om later op te peuzelen. Verder zorgt de mens voor verspreiding door de zaden op te kweken tot kleine boompjes en die te planten. De eiken op landgoed Soelen zijn daar een mooi voorbeeld van.”

Heel wat eiken danken hun bestaan aan de vergeetachtigheid van gaaien (Garrulus glandarius): in het voorjaar ontkiemen ‘vergeten voedselvoorraadjes’ tot een nieuwe generatie bomen.

Storm en bliksem

Als een zaadje niet is opgegeten en de kans krijgt zich te ontkiemen, vormt zich in het voorjaar een wortel. Daarna komt het plantje naar boven. Een eikenboompje kan het eerste jaar zo’n 20 tot 30 centimeter groeien. Helaas liggen er in die beginjaren diverse belagers op de loer. Mensen en dieren kunnen ze plattrappen en herten en reeën zijn dol op jonge eikjes. Zijn de eiken iets groter, dan blijven herten nog steeds een beduchte vijand als ze hun geweien tegen de schors afvegen en deze flink beschadigen. Op een gegeven moment is de boom zo groot en de schors zo dik, dat het wild geen bedreiging meer vormt. Maar ook dan is het leven van een boom volgens Jeroen niet zonder risico’s. “Als er naast een boom soortgenoten of andere boomsoorten staan die sneller groeien en daardoor veel schaduw geven, dan zal dat exemplaar uiteindelijk het onderspit delven. Verder is het soms nodig om bomen te kappen. Dit gebeurt bijvoorbeeld om een bos gevarieerd en toekomstbestendig te houden, voor duurzame houtproductie, het omvormen naar andere natuur of vanwege veiligheid als een boom dreigt om te vallen. En wat denk je van stormen en blikseminslagen. Die kunnen ook het einde betekenen van een boom. De ruim 300 jaar oude Dikke Eik van Oele op landgoed Twickel in Twente met een omtrek van 6,70 meter — die was begin vorige eeuw de dikste zomereik van Nederland — hield lang stand. Uiteindelijk werden twee zeer krachtige windhozen in 1925 en 1927 hem fataal.”

Waterhuishouding

Oude boomreuzen hebben een rijke geschiedenis, ook al staan ze tot hun dood altijd op dezelfde plek. De eiken op landgoed Soelen hebben de Eerste en Tweede Wereldoorlog meegemaakt en misschien zelfs wel de legers van Napoleon voorbij zien trekken. Ook de industriële revolutie, de komst van auto’s en vliegtuigen en de daarmee gepaard gaande klimaatverandering zijn hun niet ontgaan. Jeroen legt uit dat een eik de temperatuurstijging goed aankan. “Eigenlijk is het een ideale boom voor klimaatverandering. Grootste probleem voor veel boomsoorten is eigenlijk onze waterhuishouding. Die is erop gericht om het water zo snel mogelijk af te voeren. De grondwaterstand is nu veel lager dan bijvoorbeeld in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen we toch ook enkele zeer hete zomers hadden. Door de droogte gaat bijvoorbeeld de fijnspar nu massaal dood.” Dat eiken echte overlevers zijn onder barre condities, weet Jeroen uit ervaring in zijn eigen beheergebied. In de Schoorlse Duinen, waar de grond arm is en de weersomstandigheden vaak extreem zijn, groeien nog steeds half ondergestoven eiken. “Ze lijken op bonsaiboompjes. Ze gaan net niet van ellende dood. Een exemplaar dat het niet overleefde, heb ik ooit afgezaagd. Hoewel het boompje tien centimeter dik was, had het toch al zestig jaarringen.”

Vanaf half mei gaan ze marcheren: de eikenprocessierupsen. Ze hebben een duidelijke voorkeur voor eiken, maar komen ook in andere boomsoorten zoals beuk en berk voor.

Boom als ecosysteem

Naarmate een boom door zijn leeftijd in waardigheid toeneemt, wordt die ook ecologisch interessanter voor allerlei dieren en organismen. Een bejaarde zomereik spant wat dat betreft de kroon en is een ecosysteem op zich. Daarop kunnen wel zo’n vierhonderd verschillende soorten insecten leven, waarvan een deel uitsluitend op de oude bomen, zoals de reuzenboktor. De insecten peuzelen allemaal van de bladeren — een eikenprocessierups is een geduchte veelvraat — de bast of het hout of zuigen het sap op. Voor vogels, die er graag schuilen en nestelen, zijn die insecten weer een lekker kostje. Ook schimmels, luizen en mijten leven van de boom, waarvan sommige in symbiose. Zo bewijzen mycorrhiza’s in de bodem een wederdienst door ervoor te zorgen dat de eik makkelijker voedingsstoff en uit de grond kan opnemen. Toch kan al dat gekrioel een boom ook teveel worden. De eik probeert zijn belagers dan chemisch af te weren door looizuur in de bladeren te pompen of vervelende schimmels letterlijk in het hout in te kapselen.

Leven na de dood

Uiteindelijk zal iedere boom ooit ten prooi vallen aan de vele vijanden, waarbij een storm of blikseminslag doorgaans de genadeslag toedient. Wat overblijft, omschrijft Jeroen als een relikwie dat nog decennialang een nuttige functie in het landschap kan behouden. “Ook al heeft een eik al zijn takken verloren en is hij dood, hij zal vrijwel nooit omwaaien. Hij staat stevig in de grond. Allerlei dieren en andere organismen kunnen er dan nog van profiteren. Zo legt het vliegend hert eitjes in het dode hout. Deze keversoort staat op de rode lijst omdat er zo weinig dik dood hout is. Zo zie je hoe belangrijk een boom is in al zijn cycli. Als de boom zelf dood is, is het voor de natuur nog lang niet afgelopen. De monumentale eiken op landgoed Soelen hebben echter nog niets te vrezen. Gezien hun prachtige omvangrijke kronen en lange takken zijn deze oude rakkers in de kracht van hun leven."

Het vliegend hert kan niet zonder eiken. Hun larven leven in dood eikenhout dat is aangetast door schimmels. Volwassen dieren drinken graag van het wondvocht van oude, bloedende eiken.