Nieuws
Wereldwijd zijn er 6.016 soorten libellen en waterjuffers en 16% daarvan wordt met uitsterven bedreigd. Dit meldt internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN bij de presentatie van de nieuwe Rode Lijst met bedreigde planten en dieren. Eén van de oorzaken is het verdwijnen van moerasgebieden. Hoe zit het met de libellen in Nederland? 5 vragen aan Theo Muusse en Allard van Leerdam, ecologen bij Staatsbosbeheer.
We zien dat libellen die voorkomen op hoge zandgronden, hoogvenen, heide en vennen het moeilijk hebben. Verdroging, verzuring en vermesting zijn hier de grootste boosdoeners.
Ook in Nederland staat een aantal soorten op de Rode Lijst, denk aan de gevlekte witsnuitlibel, groene glazenmaker en venglazenmaker. Toch gaat het vergeleken met andere landen hier minder slecht. Dat komt omdat we veel waterrijke gebieden hebben en water is cruciaal voor libellen, omdat zij zich daarin voortplanten en hun larvestadium doorbrengen, soms wel jarenlang. Dankzij de invoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (rond 2008) is de ecologische kwaliteit van ons water de afgelopen 10 à 15 jaar op veel plekken verbeterd. Dat helpt echter niet overal. We zien dat libellen die voorkomen op hoge zandgronden, hoogvenen, heide en vennen het moeilijk hebben. Verdroging, verzuring en vermesting zijn hier de grootste boosdoeners.
De IUCN Rode Lijst van bedreigde soorten is de meest uitgebreide en meest gebruikte informatiebron over de status van dier- en plantsoorten. Wereldwijd is deze lijst een belangrijke bron voor het stellen van prioriteiten in natuurbeleid. Er zijn verschillende categorieën die wat zeggen over de status, zoals uitgestorven, bedreigd of kwetsbaar. Volgens de IUCN is het verdwijnen en versnipperen van leefgebieden door menselijk handelen de grootste bedreiging. Verder speelt klimaatverandering een steeds grotere rol.
Nee, dat is verdroging, maar klimaatverandering verhevigt de effecten daarvan. De soorten die het in Nederland moeilijk hebben, komen vooral voor op verdroogde hogere zandgronden in het oosten en zuiden van ons land. De verdroging begint in de winter, wanneer in natte perioden veel water snel wordt afgevoerd. Door de droge zomers van 2018, 2019 en 2020 zijn vervolgens grote watertekorten ontstaan, waardoor vennen, poelen en beken droogvallen. De vaak meerjarige libellenlarven overleven dit niet, omdat als gevolg van die drooglegging hun voedsel - kleine waterdiertjes - verdwijnt, maar soms ook doordat ze zelf niet kunnen ontsnappen.
Een andere oorzaak van de achteruitgang van libellen is de kwaliteit van het water. Dit komt onder andere door de uitspoeling van voedingsstoffen uit drijfmest en kunstmest in sommige agrarische gebieden en de verspreiding van bestrijdingsmiddelen, bijvoorbeeld bij de uitbreiding van lelie- en pioenenteelt. Natuurinclusieve landbouw of brede onbemeste stroken langs watergangen kunnen deze problemen ombuigen en juist extra kansen bieden aan libellen.
In moerasgebieden blijven in drogere jaren altijd wel plasjes en poelen over waar libellen kunnen overleven. Laagveengebieden zoals de Weerribben, Wieden en Nieuwkoop hebben dan ook een kenmerkende libellenfauna met grote aantallen. Dit zijn de gebieden die voor Europa van belang zijn, met soorten als groene glazenmaker, gevlekte glanslibel, gevlekte witsnuitlibel en glassnijder. Hier zijn vooral de toename van exoten, de waterkwaliteit (uitspoeling vanuit de omgeving) en waterpeilverlaging door veenbodemdaling in de omgeving een bedreiging voor de libellen. Op de iets langere termijn kunnen hier problemen ontstaan doordat er niet genoeg zoet en schoon water aangevoerd kan worden. Ook daarvan zijn verdroging en klimaatverandering de oorzaak.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen verdroging en klimaatverandering. Verdroging kunnen we oplossen binnen de omgeving waar onze wetlands liggen door herstel van de sponswerking van het landschap, van een waterafvoerstelsel naar een watervasthoudstelsel. Vanuit het Programma Natuur denken we na over de watervoorziening van natuurgebieden. Peilverhoging door water vasthouden helpt om libellen te behouden. In aangrenzende bossen en heidevelden proberen we het grondwater zoveel mogelijk aan te vullen. Ook het aantakken van natuurgebieden aan rivieren biedt kansen. Een ander voorbeeld is te zien in de Weerribben en Vechtplassen waar verlande, verouderde petgaten opnieuw worden opengegraven: het zogenaamde cyclisch beheer van laagveenmoerassen. Dit zorgt ervoor dat ze beschikbaar blijven als de rijkste libellenwateren van Nederland.