Nieuws
Dode bomen zijn een bron van leven. Niet alleen voor een heel scala aan torren en kevers en voor vele verschillende schimmels; ook voor mossen en korstmossen. “Ieder stadium van een rottende boom, biedt een optimale leefomgeving voor verschillende soorten mos.” Mossenkenner en adviseur monitoring bij Staatsbosbeheer Bas van Gennip, illustreert dit door met een loep en een fotocamera het bos in te trekken. “Hopelijk vinden we ook het zeldzame krulbladmos en bijzondere korstmossen met de prachtige naam boomspijkertjes.”
Bosgebied Galgenberg bij Amerongen is het podium voor deze zoektocht naar mos. Het is drie weken na de grote februaristorm, dus omgevallen bomen genoeg. Maar Bas is vooral geïnteresseerd in het oudere dode hout. “Kijk, deze is prachtig”, zegt hij wijzend op een dikke dode staande boom, die op ongeveer vier meter vanaf de grond is afgebroken. “Het voordeel van een staand boomlijk is dat ze veel langzamer uitdrogen dan de bijbehorende liggende stam. En dat is enorm goed voor de biodiversiteit.” Een grote bonte specht voert de bewijslast aan. Zij doet zich te goed aan de insecten die op of in de halfvergane boom leven, voordat zij in een boomholte verdwijnt.
De zoektocht begint met een bijzondere groeiplaats: in de regenschaduw van de staande boom is de meeste kans op verschillende bijzondere mossoorten. “Dat is de kant die het minst vaak in de regen staat, vaak de oostkant. De schors is aan die kant relatief vochtig, maar wordt zelden blootgesteld aan regenwater, daar houden bepaalde korstmossen van. Op zo’n stukje stam als dit zitten waarschijnlijk al tientallen soorten. Korstmossen zijn eigenlijk geen mos, maar een symbiose tussen een schimmel en een alg. “Sommige mossoorten in het bos geven de voorkeur aan drogere omstandigheden, maar kunnen tegelijkertijd meestal niet goed tegen fel zonlicht. Schaduw van een bladerdak werkt perfect. Daarnaast zijn ook het soort schors en de zuurgraad belangrijke factoren.”
Met zijn loep bestudeert Bas verschillende staande en liggende boomlijken. Waar met het blote oog soms niets of alleen een kleurverschil te zien is, biedt de loep perspectief op een hele andere wereld. Nauwelijks te ontwaren zwarte speldenknopjes op een staande, verder nogal kaal uitziende, ontschorste den, blijkt een ingenieus netwerk van het op kleine paddenstoeltjes lijkende relatief zeldzame vals boomspijkertje te zijn. Pas als je door de loep kijkt zie je waaraan het veelvoorkomende bekertjesmos zijn naam dankt. Een paar vierkante centimeters, dichtbegroeid van een liggende stam, blijken niet één maar wel vier soorten mos te herbergen.
Het zeldzame krulbladmos heeft hij nog niet gevonden. Daarvoor zoekt hij vooral op plekken met een roestbruine kleur. Dat heeft wel geleid tot de vondst van het oranje sporenkapsels dragende viertandsmos “Ook zeer de moeite waard, want als je deze aantreft, is krulbladmos vaak niet ver weg.”
Het liggende dode hout wordt vooral bevolkt door mossoorten die wat minder eisen stellen en gemakkelijker kunnen overwoekeren, zoals gedrongen kantmos, gewoon gaffeltandmos en gesnaveld klauwtjesmos. “Je ziet dat liggende bomen waar je onderdoor kunt kijken, weer andere mossen herbergen dan de stammen die met hun buik op de grond liggen. Ook dat heeft met vocht te maken. Als ze geheel op de grond liggen drogen ze langzamer uit en vergaan ze sneller.”
Afhankelijk van het stadium van het boomlijk zie je verschillende mossen. Het begint met de mossen die al op de boom zaten, toen deze dood ging. Daarna heb je de pionierssoorten als de schors eraf gevallen is. Zij plaveien de weg voor andere soorten. Pionierssoorten zijn vaak veeleisende soorten die hele specifieke omstandigheden nodig hebben. Dit stadium is voor de mossenkenner het interessantst, vanwege de kans op zeer zeldzame soorten. Daarna vind je de mossen die wat minder kieskeurig zijn en uiteindelijk de hele stam overwoekeren, voordat de stam volledig vergaat en onderdeel wordt van de bosbodem. “Daarom is het zo belangrijk dat er veel dode bomen, in verschillende stadia, in het bos blijven staan en liggen. Want daardoor krijgen al die mossen de kans een geschikte plek te vinden. En allemaal spelen ze hun rol in het ecosysteem. Ze zorgen er bijvoorbeeld voor dat bepaalde insecten en bacteriën zich er thuis voelen. Dit helpt bij het opruimen van de dode boom, waardoor de voedingsstoffen weer aan de bodem worden teruggegeven.”
Juist omdat mossen nogal wat eisen stellen, is het best een wonder dat er nog mossen groeien. “Met name door het warmere klimaat en het overschot aan stikstof zijn er al veel soorten uit Nederland verdwenen. Desondanks groeien er nog ruim 600 soorten in ons land. Maar sommige, zoals baardmossen, die zo’n dertig jaar geleden tamelijk algemeen waren in oude bossen, zijn nu vrijwel volledig verdwenen. Andere toen algemeen voorkomende soorten zijn inmiddels een zeldzaamheid. Des te belangrijker dat we ervoor zorgen dat de soorten die er nu nog zijn, ook behouden blijven. En daar hoeven we niet eens zo heel veel voor te doen, we moeten er juist vooral voor laten. Bomen in de natuur laten sterven bijvoorbeeld, zodat er zowel veel staande als liggende boomlijken zijn, ieder met hun specifieke palet aan mossen en korstmossen.”
Als het aan Bas ligt, laten we dus vooral het dode hout liggen. Dat doet Staatsbosbeheer ook, maar het varieert per bos hoeveel dood hout er achter blijft. We beheren ruimt een kwart van het bos in Nederland. Daarin combineren we op zorgvuldige wijze de taken natuurbescherming, recreatie en houtproductie. Ruim een derde van ons bosareaal bestaat uit natuurbos. Hierin staat de natuur voorop en blijft het dode hout liggen. Twee derde is multifunctioneel bos. In deze bossen spelen ook houtproductie en recreatie een rol. Maar ook hier laten we dode bomen staan of liggen. Vooral ook in natuurboseilanden binnen dat bos waar ons beheer nadrukkelijk op de biodiversiteit is gericht. Op veel plekken blijft dus hout liggen, maar de hoeveelheid varieert. Waar houtproductie een rol speelt is dat aanzienlijk minder dan in de natuurboseilanden.
Juist staande boomlijken bieden de specialistische korstmossen de gelegenheid zich te vestigen
Hoewel het de laatste jaren gebruikelijker is dode bomen te laten liggen, pleit Bas ook voor meer staande boomlijken. “Die bieden juist voor de specialistische korstmossen de gelegenheid zich te vestigen.” Dode bomen die waardevol zijn voor de biodiversiteit, zijn meestal doodgegaan als gevolg van onderlinge concurrentie, storm of ziektes. Maar je kunt dat ook actief bevorderen door levende bomen te ringen. Hierbij wordt op tien of twintig centimeter boven de grond een ring van schors weggehaald, waarna de boom doodgaat. “Als je dat ringen nu doet op een hoogte van zo’n drie of vier meter geef je verschillende soorten korstmos meer kans.” Naast ringen is ook het aanwijzen van zogenaamde habitatbomen waardevol. Dit zijn namelijk bomen die oud mogen worden en op termijn aftakelen en van nature sterven. Habitatbomen bieden zo over een lange periode heel specifiek ruimte aan verschillende soorten, waaronder mossen.
Alweer op de terugweg, bespeurt Bas met zijn loep een laatste liggende stam. En ja hoor, bingo. Op een plek en onder omstandigheden waar hij het nou net niet zou verwachten, prijkt het roestbruinkleurige krulbladmos dat als een dun matje de schors bekleedt. “Dit is echt genieten.”