Nieuws
‘Steeds minder insecten in Nederland’ of ‘Het gaat beter met de das’. Aan zo’n berichtje gaat uitgebreid wetenschappelijk onderzoek vooraf. En dat begint met de tellingen die natuurbeheerders als Staatsbosbeheer en vele vrijwilligers uitvoeren in het veld.
Florian Bijmold is boswachter op de Veluwe. “Er zijn allerlei verschillende tellingen, denk aan broedvogelmonitoring en vlindertellingen. Bij SNL-soortkarteringen (Subsidiestelsel Natuur en Landschap) monitoren we verschillende soortgroepen, zoals dagvlinders, libellen, sprinkhanen, vogels en bepaalde flora. Deze soorten komen alleen voor als de omstandigheden goed zijn, hun aanwezigheid is dus een indicatie van de kwaliteit van het gebied. Er zijn specifieke richtlijnen voor de condities tijdens het tellen, zodat de resultaten niet worden beïnvloed door het tijdstip of de weersomstandigheden. Bij het monitoren van dagvlinders mag het bijvoorbeeld niet te hard waaien.”
Het tellen gebeurt in meerdere rondes in het voorjaar en de zomer. Florian: “Bij alles wat ik zie, stel ik eerst vast wat voor een soort het is, daarna registreer ik die digitaal op de kaart. Al die waarnemingen worden vanuit de database van Staatsbosbeheer overgezet naar de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).” De SNL-karteringen worden in principe eens in de zes jaar uitgevoerd. Maar in de tussenliggende jaren gaan er vaak vrijwilligers op pad. Hun waarnemingen worden ook in het kaartsysteem gezet. Florian: “Dat is heel waardevol. Zo beschikken we sneller over nieuwe gegevens en kunnen we trends van doelsoorten beter volgen. Dat zijn de dieren of planten waarvan we willen dat ze blijven, herstellen of terugkeren in een bepaald gebied.”
De tellingen en vooral de duiding daarvan — waarom zien we een afname of een toename van een soort en hoe gaat deze trend zich verder ontwikkelen? — vormen de basis van beheerbeslissingen. “Op de Veluwe zagen we een aantal jaar geleden bijvoorbeeld, dat het niet zo goed ging met de jonge heikikkers in natte delen van de heide of in vennen. Naaldbomen die te dicht op de venranden stonden, namen veel vocht op en verdampten in no-time veel water. Hierdoor droogden de vennen op voordat de kikkervisjes zich konden ontwikkelen tot kikker. We hebben in 2017 bij het heidegebied de Waschkolk bij Nunspeet bomen verwijderd en een jaar later konden we het resultaat direct zien. Ondanks het droge voorjaar bleef het water in de natte laagte staan en konden de kikkervisjes zich ontwikkelen tot heikikker. Hieruit blijkt dus hoe zinvol tussentijdse tellingen en de bijbehorende beheerbeslissingen zijn.”
René de Graaf is vrijwilliger op de Veluwe bij het tellen van het gentiaanblauwtje, een bedreigde vlindersoort. “We tellen de knoppen van de klokjesgentiaan en de hoeveelheid eitjes bij elke knop. Tot 2019 waren de aantallen altijd stabiel, daarna zagen we opeens een grote afname. Waarschijnlijk had dit te maken met de droogte, want gentianen hebben graag natte voeten. Het gentiaanblauwtje heeft niet alleen gentianen nodig om te overleven, maar ook steekmieren waarop de rups parasiteert. De vlinder kan bovendien maar vijfhonderd meter vliegen. Als hij een keer weg is uit een gebied, komt hij dus niet snel terug. Helaas hebben we het gentiaanblauwtje in 2021 helemaal niet meer aangetroffen.”
Widmar van der Meer, boswachter ecologie in Zuid West Drenthe, vertelt dat er op strategische plekken in dit grote natuurgebied camera’s hangen om de wolf te monitoren. “Met geluk kun je op de video of foto het geslacht van de wolf herkennen. Maar we houden vooral in de gaten hoe het dier zich door het gebied beweegt en of er sprake is van een territorium. Dat is het geval als een wolf zes maanden in hetzelfde gebied blijft. Aan de hand van de beelden gaan vrijwilligers op zoek naar sporen. Uit uitwerpselen kan het DNA-profiel van de wolf worden bepaald: welke wolf is het en waar komt het dier vandaan?”
Boswachter Gjerryt Hoekstra in Noard-Fryslân telt in zijn gebied onder meer weidevogels. “We maken dan, met een groep vrijwilligers, een aantal rondes door het veld. We herkennen de verschillende vogels aan hun gedrag en geluid. Tijdens het broedseizoen zorg ik ervoor dat gebieden met veel weidevogels worden afgesloten voor publiek. En door laat te maaien, creëren we kruidenrijke graslanden waar weidevogels goed in kunnen opgroeien. De landelijke afname van de weidevogels zien we helaas ook. In andere gebieden, waar het moerassiger is, zien we sommige soorten wel toenemen. Zoals de roerdomp. Dat is hoopvol.”
Graag! Dat kan via apps en sites als waarneming.nl en telmee.nl gelinkt aan de NDFF.