Nieuws
Niet alleen natuur in de natuurgebieden, maar een Nederland waarin groen vanzelfsprekend deel uitmaakt van onze leefomgeving. Dat is de Groene Metropool waar Staatsbosbeheer zich voor inzet, om Nederland in zijn geheel groener te maken. En soms moet je dan zelfs bereid zijn een stuk bos op te offeren voor woningbouw, om er meer natuur voor terug te krijgen. Een goed idee? Over die vraag gaan Harry Boeschoten, programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer en Paul Roncken, directeur NatuurCollege en provinciaal bouwmeester van de provincie Utrecht, in gesprek. “Het gaat lang niet ver genoeg”, vindt Paul. “We moeten heel Nederland de bestemming natuur geven.”
Wat is de Groene Metropool precies? Het doel is om veel meer groene verbindingen te leggen vanuit steden, via kleine natuurgebieden naar grote natuurgebieden. Om van al die kleinere en grotere stukken natuur één netwerk, voor plant, dier én mens te maken. De voordelen in een notendop: meer biodiversiteit, meer natuur dichtbij huis, aantrekkelijker en gezonder wonen en meer mogelijkheden om bijvoorbeeld grote neerslag in de natuur op te vangen en op te slaan. Lees hier meer over de Groene Metropool.
Harry: “We staan in Nederland voor een aantal grote opgaven. Om de achteruitgang van verschillende ecologische systemen te stoppen, is meer natuur en meer ruimte voor biodiversiteit nodig. Ook om de klimaatveranderingen zo goed mogelijk op te vangen. Tegelijkertijd is meer woningbouw nodig en meer mogelijkheden om duurzame energie op te wekken. Omdat we in Nederland weinig ruimte hebben, is het noodzakelijk dit soort vraagstukken in samenhang te bekijken. Als iedereen met oogkleppen op zijn eigen doel nastreeft, komen we nergens. Aan die samenhang proberen wij als Staatsbosbeheer met de Groene Metropool een bijdrage te leveren.”
Paul juicht dat toe. “Je zou kunnen zeggen ‘schoenmaker houd je bij je leest, hoezo bemoeit Staatsbosbeheer zich met woningbouw’. Maar dat zeg ik niet. Een grote beweging is nodig. Daar ben ik als landschapsarchitect een voorvechter van. Hoe meer partners hierin meedoen, hoe groter de kans van slagen. Tegelijkertijd hoor ik het één, maar zie ik het ander. Ik zie namelijk niet zoveel gebeuren. Bij die Groene Metropool-gedachte hoort volgens mij een groot plan, met eenduidig opgestelde normen wat de waarde is van natuur, op al die aspecten. Zodat we de Groene Metropool sneller en op grotere schaal kunnen toepassen. Het is nodig dat we met cijfers onderbouwd kunnen aangeven wat het resultaat zal zijn van een bepaalde hoeveelheid extra natuur in een regio. Wat zijn de gevolgen voor de biodiversiteit, wat betekent het voor het woonplezier en gezondheid voor mensen en wat levert het op voor de waterhuishouding? Pas als je dat overtuigend en onderbouwd kunt voorspellen, is het werkbaar in de praktijk. Wat leveren plannen van nu over twintig jaar op? Dat moet inzichtelijk zijn en te begrijpen. Anders blijf je discussiëren.”
Een stukje bos inleveren om er drie keer zoveel natuur voor terug te krijgen
Als actueel voorbeeld noemt Harry het Purmerbos. “Purmerend heeft een deel van dit bos nodig voor woningbouw. Wij zouden ons daarbij defensief op kunnen stellen en proberen te houden wat we hebben. Maar we hebben gekozen voor een offensieve positie; kijken hoe we er voor alle partijen, maar vooral voor de natuur, meer uit kunnen halen. We maken samen met de gemeente en een projectontwikkelaar een visie op het grotere geheel waarin mogelijk een stukje bos ingeleverd wordt voor de woonwijk om daar in de nabije omgeving drie keer zoveel natuur voor terug te krijgen. Wij zien dit als een kans om ervoor te zorgen dat er meer natuur komt én dat het groen/blauwe netwerk daar wordt gerealiseerd. Een verbinding van de voordeur, via groene woonwijken naar een natuurgebied. Daar gaat het ons om. Die nieuwe wijk moet wat ons betreft zo worden ingericht als ware het een bos. Ook voor recreatie is dat een mooi wandelgebied. Als je tussen de middag een rondje wil lopen, moet dat ook in het groen kunnen. Als je meer tijd hebt ga je naar een natuurgebied, dat wat verder weg kan zijn. Iedereen zou in zijn nabije omgeving in het groen moeten kunnen zijn. Tegelijkertijd neemt de biodiversiteit toe, dankzij het grotere natuurgebied iets verderop en veel groene verbindingen. Het groen/blauwe netwerk dat zo ontstaat vergt ook dat wij meedenken over de inrichting van die wijk, dus meedenken buiten ons fysieke gebied. Dat vinden sommigen nog wel lastig, maar dat is part of the deal.”
Met grondprijzen en bestemmingen zit Nederland zichzelf enorm in de weg
Harry: “Jij ziet die uitruil-gedachte als een achterhoedegevecht?” Paul: “Ja, we zijn te rigide in het benoemen van stukjes grond en dat ophangen aan allerlei regels, zoals Natura 2000-gebieden. Nu maken we bijvoorbeeld soms van landbouwgrond bouwgrond. Dat is een bestemmingswisseling waardoor de grond ineens veel meer waard wordt en dat moet allemaal terugverdiend worden. Met die grondprijzen en bestemmingen zit Nederland zichzelf enorm in de weg. We moeten veel verder kijken. De natuurinclusieve beweging juich ik daarom helemaal toe. Natuur is er niet alleen in natuurgebieden of dankzij natuurregels of speciale projecten. Ook alle bestaande woongebieden zullen voedselnetwerken dichtbij moeten krijgen; energie-opwekmogelijkheden dichtbij, een geïntegreerd gesloten watersysteem en voldoende bos en vezels voor hout en isolatie van alle bestaande en nieuwe woningbouw. Natuur is overal en wij zijn als mens zelf natuur, dus hoe bestaat het dat we het alleen omarmen in die paar interessantdoenerige projecten? Er is maar één stabiele toekomst, die van het zelfherstellend vermogen van de natuur, waardoor we het onszelf een stuk gemakkelijker maken.”
Harry: “Op dit moment wordt gewerkt aan de Agenda Natuurinclusief. Daarin wordt gekeken hoe je bijvoorbeeld de bouw of het onderwijs of het financiële systeem natuurinclusiever krijgt. Hoe natuur ‘als vanzelf’ ontstaat. Je ziet in de bouwwereld al veel initiatieven daartoe. Paul beschrijft een aanpak die radicaal andersom is. Ik vind dat wel een interessante manier van kijken, maar het roept ook veel vragen op. Het zou goed zijn die omgekeerde redenering eens helemaal uit te werken en te kijken waar je dan tegen aanloopt.”
Harry Boeschoten is programmadirecteur Groene Metropool bij Staatsbosbeheer. Hij is met verschillende gemeenten, provincies, omwonenden en andere partijen in gesprek om op verschillende plekken de Groene Metropool te realiseren.
Paul Roncken is directeur NatuurCollege en provinciaal bouwmeester van de provincie Utrecht. Daarnaast is hij als wetenschapper verbonden aan de leerstoelgroep landschapsarchitectuur van de WUR.