Nieuws
Tussen alle zorgwekkende berichten over de staat van de Nederlandse natuur vallen ze nu extra op: positieve natuurberichten. Zo ook het onderzoek naar broedvogels in bossen, waaruit blijkt dat de populaties van broedvogels in de Nederlandse bossen gemiddeld zijn toegenomen sinds 1990, met name in de laatste twaalf jaar. Hoe zit dat precies?
”Het onderzoek Broedvogels van bos 1990-2020 (Compendium voor de leefomgeving, nov 2021) laat de algemene landelijke trend zien, en die is positief. Maar dit komt hoofdzakelijk door positieve ontwikkelingen in jonge bossen”, zegt vogelonderzoeker Henk Sierdsema, senior onderzoeker bij Sovon. ”In oudere bossen gaat het namelijk helemaal niet zo goed met de bosvogels, en daarnaast zien we ook een verschil tussen verschillende soorten bosvogels. Het gaat dus zeker niet overal even goed met alle broedvogels.”
In oudere bossen hebben vogels het zwaar vanwege het effect van stikstof
Henk legt verder uit: “In jongere bossen blijkt dat bijna alle bosvogels het goed doen omdat de bossen steeds gevarieerder worden. Er komen hier steeds meer dikke bomen bij en er blijven steeds meer dode bomen liggen. Dat is interessant voor zowel de stamfoerageerders (vogels die hun voedsel zoeken op stammen zoals spechten) als lucht- en bladfoerageerders (vogels die hun voedsel uit de lucht en van bladeren halen zoals vliegenvangers en mezen). Daarnaast hebben stamfoerageerders dubbel prijs: zij kunnen ook nog goed terecht in oude bossen, omdat die nóg gevarieerder worden met steeds meer dode en aftakelende bomen, en daar houden ze van. In oude bossen zien we echter dat veel lucht- en bladfoerageerders het echt zwaar hebben. In deze bossen speelt namelijk het effect van stikstof, verzuring en slechte bodemkwaliteit een veel grotere rol dan in jongere bossen.”
Erwin Al, bosadviseur bij Staatsbosbeheer: ”Vogels zijn interessant als indicator voor hoe het met het bos gaat, want ze zijn in staat om zichzelf te verplaatsen. Ze kunnen kiezen waar ze zich het liefst willen vestigen. Doordat het bos steeds ouder wordt en door goed bosbeheer, worden onze bossen steeds geschikter voor bosvogels. Dus als ze ontbreken, dient de vraag zich op: wat is er met het bos aan de hand? Steeds vaker concluderen we dat door stikstof verstoorde bodemkwaliteit een van de oorzaken is”.
Erwin: “Als bosbeheerder zie je niets liever dan een rijke bosbroedvogelpopulatie. Daarom doen we zoveel mogelijk om het vogels naar de zin te maken. We zorgen dat er oude bomen staan, we dood hout laten liggen, we maken plek voor jonge bomen en zorgen voor een gevarieerd kronendak. Maar tegelijkertijd is het van grootste belang om ons ook te richten op de bosbodem”.
We moeten terughoudend zijn in de houtoogst van soorten als beuk en eik
En ook de impact van houtoogst op de bodem wordt nauw gevolgd. Erwin: “We weten nu bijvoorbeeld dat loofbomen zoals eik en beuk op onze zandgronden relatief meer voedingsstoffen opnemen dan grove den en douglas, en dat vlaktegewijze kap van eik en beuk dus ook negatief uitwerkt op de voedingsstoffenbalans. Dat heeft ons huidige inzicht versterkt dat we oogst van deze boomsoorten terughoudend en tot kleine schaal moeten beperken en dat we deze boomsoorten in het bos beter mengen met andere boomsoorten.”
Terug naar de vogels: want moeten we nu eigenlijk concluderen dat het slécht gaat met de broedvogels? Henk Sierdsema: “Zeker niet! Over het algemeen gaat het goed met de bosvogels. Hier in Brabant kom ik allemaal soorten tegen die er in het verleden helemaal niet zaten. Typisch een gevolg dus van het ouder en gemengder worden van bos. Maar mijn punt is vooral dat er wel echt een blinde vlek lijkt te zitten in de oudere bossen. Achter het rookgordijn zitten daar de problemen met de bodemkwaliteit, maar ook de grondwaterstand. Allemaal zaken die ook spelen, of gaan spelen, in de jongere bossen en waar we nu al iets aan moeten gaan doen.”