Nieuws
De manier waarop de westerse maatschappij van oudsher naar de natuur kijkt, is eigenlijk de oorzaak van alle crises waarmee we nu te maken hebben. Dat stelt natuurfilosoof Matthijs Schouten. “We hebben de aarde uitgeput.” Gelukkig ziet hij een grote verschuiving in die houding. “We zien de natuur nu steeds meer als partner, of onszelf als onderdeel van de natuur.” En die verschuiving geeft frictie. “Alle verandering doet pijn.”
Matthijs Schouten is als ‘huisfilosoof’ verbonden aan Staatsbosbeheer. Eerder werkte hij als buitengewoon hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer bij Wageningen Universiteit en als hoogleraar natuur- en landschapsbescherming bij het Ierse University College Cork. Hij vertelt hoe hij op het platteland opgroeide. “Ik herinner me nog goed dat ik als klein jongetje bij een vriendje was. Op het erf begon een varken vreselijk te krijsen. Naast hem stond de slager, die hem dood schoot. Ik moest overgeven. Thuis vroeg ik m’n moeder hoe ze hem dat konden aandoen. Mijn moeder vond het vrij normaal en zei: ‘god heeft ons de dieren gegeven’.”
De erkenning van het feit dat er een ecologische crisis plaatsvindt, riep de vraag op hoe de relatie tussen mens en natuur zo is ontwricht. Milieufilosofen introduceerden het begrip grondhouding. Dat is het basisgevoel dat we – vaak onbewust - hebben over hoe mens en natuur zich verhouden. Er zijn vier grondhoudingen geformuleerd: de mens als heerser, de mens als rentmeester, de mens als partner en de mens als participant.
“De opmerking die mijn moeder maakte is een typisch voorbeeld van de grondhouding ‘de mens als heerser’. Een grondhouding waarop onze westerse maatschappij is gebaseerd. Deze is geïntroduceerd door de oude Grieken. Aristoteles stelde een rangorde op waarbij mineralen onderaan stonden met daarboven planten, dieren en uiteindelijk helemaal bovenaan de mens. Het lagere had hierbij als enige doel het hogere te dienen. Alles was uiteindelijk voor de mens. De natuur als grote voorraadschuur. Hoewel hierover niets in de bijbel staat, is deze grondhouding door het christendom overgenomen. We kunnen rustig stellen dat alle crises waarin we nu zitten het gevolg is van deze grondhouding: de biodiversiteitscrisis, de klimaatcrisis, de stikstofcrisis en zelfs de coronapandemie. We hebben de aarde uitgeput.”
De tweede grondhouding, ‘de mens als rentmeester, komt uit de Hebreeuwse bijbel. Het uitgangspunt hierbij is dat de schepping niet de mens toebehoort, maar de schepper. De mens moet de schepping beheren voor de eigenaar. Ook de islam ziet de mens als een soort stadhouder: we mogen de natuur gebruiken, maar niet misbruiken. Het christendom heeft die visie niet overgenomen.
Matthijs vertelt dat hij nog niet zo lang geleden bij een debat over natuurinclusieve landbouw was betrokken. “Daar vroeg ik twee boeren van wie de grond eigenlijk is. De eerste, een reguliere boer, zei duidelijk dat het zijn grond was, hij had er immers een flink bedrag voor betaald. De tweede, een biologische boer, zei dat die grond niet van hem was, maar dat hij hem alleen mocht gebruiken, zonder hem uit te putten. Dat laatste is een goed voorbeeld van de ‘mens als rentmeester’.”
Mensen met die eerste grondhouding stellen min of meer dat we de natuur hebben geërfd van onze voorouders en er mee mogen doen wat we willen. Mensen met de tweede grondhouding gaan ervan uit dat we de natuur in bruikleen hebben en hem in goede staat weer moeten doorgeven aan onze kinderen. Matthijs: “Ook nu horen we vaak dat we de natuur moeten beschermen zodat ook volgende generaties er nog van kunnen genieten. Dat is duidelijk een argument van iemand met de grondhouding ‘de mens als rentmeester’. Maar de mens staat nog steeds centraal.”
Als we in 1990 een boom omhakten, hoorde je daar niemand over. Nu is er vaak protest.
De mens als partner van de natuur is de derde grondhouding. “Vrijwel alle vroege culturen hadden deze grondhouding en veel culturen – zoals het hindoeïsme en boeddhisme – hebben die nog steeds”, zegt Matthijs. Mensen in deze culturen hebben het gevoel dat de natuur geen verzameling van zielloze dingen is, maar een wereld vol wezens waar je rekening mee moet houden. Niet alleen een mens doet er toe, maar die boom ook, net zoals dat meer.
“Onder invloed van het christendom hebben wij – westerse mensen – de ziel uit de natuur gehaald en met het Verlichtingsdenken in de 17e eeuw zijn we de natuur ook als geestloos gaan zien. In heel veel andere culturen wordt juist het bewustzijn, de wakkerheid en het bezield zijn van de natuur beschreven. Het gaat daarin niet alleen over ons en onze belangen, maar ook over de belangen van de natuur. In onze maatschappij komt deze grondhouding nu steeds vaker voor. Als we in 1990 een boom omhakten, hoorde je daar bijna niemand over. Nu is er vaak protest. Nu vinden we dat die boom ook rechten heeft, vragen we ons af wat het belang van die boom is.” Matthijs is er voorstander van om de natuur tot rechtspersoon te maken. Wereldwijd zijn er inmiddels meer dan vierhonderd concrete initiatieven om de natuur rechten te geven. “Ook in Europa worden de geesten er langzamerhand rijp voor: Spanje legde recent de rechten vast van de lagune Mar Menor. Ik denk dat het rechten geven aan de natuur een voorwaarde is voor een duurzame toekomst.” Lees hier meer over in het artikel Rechten voor natuur.
De mens staat niet los van de natuur, maar is daar onderdeel van. Dat is de kern van de vierde grondhouding ‘de mens als participant’. Matthijs: “Mensen met deze grondhouding zien de mens niet als een eigenstandige aanwezigheid, maar in alles verbonden met de natuur, net als alle andere onderdelen met elkaar verbonden zijn. Deze mensen vragen zich voortdurend af hoe hun handelen effect heeft op hun omgeving. Bij alles wat ze kopen, consumeren of weggooien. Zij voelen zich onderdeel van een groot web. Als er op een knooppunt van dat web iets gebeurt, heeft dat effect op alles waarmee dat in verbinding staat. Deze mensen zullen niet zeggen dat hun individuele bijdrage er niet toe doet. Want juist omdat zij zich in verbinding voelen staan, voelen ze zich nooit zonder betekenis, hoe klein die misschien ook is.”
In de natuur voelen mensen zich vaker een onderdeel van een groter geheel dan in de stad.
Matthijs vindt het niet zo gek dat wij als westerlingen heel lang voornamelijk de eerste grondhouding, de mens als heerser, hadden. “Alle grote denkers die het fundament van onze maatschappij vormen, woonden in een stad. Dat geldt voor Aristoteles en Plato, maar ook voor recentere filosofen. Terwijl je in andere culturen juist de natuur in trok als je op zoek was naar wijsheid. Zoals de Boeddha bijvoorbeeld. In de natuur voelen veel meer mensen zich een onderdeel van een groter geheel dan in de stad. Dat heeft ongetwijfeld invloed gehad op alle grote denkers. Dankzij steeds meer inzicht in biologie en ecologie hebben wij pas in de vorige eeuw langzaam moeten ontdekken dat wij ook gewoon een dier zijn.”