Nieuws
Wat gebeurt er in bossen die volledig met rust worden gelaten? Hoe ontwikkelen de bomen zich? En de biodiversiteit? Wat verandert er in de bodem? Om daar achter te komen zijn in Nederland zo’n 40 jaar geleden 59 bosreservaten benoemd. Hier doet de grondeigenaar dus helemaal niets. Over wat dat oplevert is helaas niet zo veel bekend. Onderzoek is hard nodig, vinden Staatsbosbeheer-adviseur bosbeheer Erwin Al en onderzoekers van Wageningen Universiteit & Research Erik Roest en Silke Jacobs.
Erik coördineert samen met Silke het onderzoek in de bosreservaten vanuit Wageningen Universiteit & Research. “Nederland heeft 59 bosreservaten”, zegt hij. “De kleinste is 4,4 hectare en de grootste telt ruim 320 hectare. Het oppervlak van de bosreservaten samen is zo’n 3.000 hectare. Het doel van bosreservaten is om meer inzicht te krijgen in natuurlijke bosprocessen en om die te kunnen vergelijken met beheerd bos.”
Oorspronkelijk was het de bedoeling iedere 10 jaar metingen te verrichten in de bosreservaten. Dit zou inzicht moeten geven in hoe het bos zich zonder menselijk ingrijpen ontwikkelt. Welke bomen staan er bijvoorbeeld 10 jaar later? Hoe reageert de kruiden- en mosvegetatie op de veranderende bosstructuur? Hoeveel jonge bomen groeien er, hoe staat het met de onderlinge concurrentie tussen bomen en hoe ontwikkelt de bodem zich?
Erik: “Helaas is de financiering voor dit onderzoek omstreeks 2005 door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stopgezet. De provincies en betrokken organisaties moesten het zelf maar betalen. Daar waren echter andere prioriteiten, waardoor het onderzoeksprogramma is beëindigd. Nu vindt slechts incidenteel een deelonderzoek plaats.” Het netwerk van bosreservaten is echter wel blijven bestaan. Net zoals de eerder verzamelde gegevens.
In een groot deel van het bosreservaat Pijpebrandje zijn de beuken duidelijk in de meerderheid. Gek genoeg oogt de bodem vrij kaal, terwijl daar in deze tijd van het jaar – nu de beuken nog niet vol in het blad staan – veel lage vegetatie zou kunnen groeien. “We verwachten hier eigenlijk veel planten als witte klaverzuring. Ook het aantal jonge boompjes valt tegen. Waarom dat nu zo is, weten we niet”, zegt Erwin. “Misschien is het toch te donker. Of misschien eten de herten en reeën alles op. Dat is sowieso een toenemend probleem in veel Nederlandse bossen. Jonge bomen krijgen hierdoor nauwelijks een kans. Als de metingen in bosreservaten wel waren voortgezet, hadden we nu meer inzicht trends of onderlinge samenhang.”
Op andere plekken in dit bosreservaat staan meer soorten bomen. De Amerikaanse Douglas bijvoorbeeld, maar ook wat inlandse eiken, hier en daar een lijsterbes of een dennenboom en meerdere lariksen. Hier, onder de lariks oogt de bodem wel groen. Van de mossen. De grond voelt luchtig. Erwin: “Het effect van geen beheer op de bodem is ook zeer interessant. Wat doet dat met het bodemleven? Met de paddenstoelen, de schimmels? Dat zouden we wel willen weten. Want alle natuur die wij zien, is volledig afhankelijk van de natuur die we niet zien: het bodemleven. Je ziet hier bijvoorbeeld nauwelijks adelaarsvaren. Dat is een soort die in dit soort bossen vrij snel overwoekert bij te veel stikstof in de bodem. Het kan door het gebrek aan licht komen, maar misschien spelen hier wel bodemmechanismen een rol die we nog niet kennen.”
In Pijpebrandje staan de 3 bewonderend stil bij enorme tonderzwammen. Dit zijn paddenstoelen die parasiteren op verzwakte bomen en ook op dode bomen nog lang blijven leven. Ze zijn van groot belang voor de voortplanting van diverse insectensoorten.
“We zouden zoveel van de bosreservaten kunnen leren”, stelt Erwin. “Vooral ook van de verschillen in bosreservaten. Want waar de biodiversiteit in het ene reservaat lijkt toe te nemen, neemt het in een ander juist af. Sommige reservaten worden vrij monotoon omdat slechts enkele vegetatiesoorten – al of niet onder invloed van stikstof – de boventoon voeren. Allemaal processen waar we veel meer van willen weten om te leren hoe we de Nederlandse bossen toekomstbestendig kunnen maken.”