Nieuws
Uit nieuwe cijfers van het CBS blijkt dat de biodiversiteit van Nederland sinds 1990 met gemiddeld dertien procent is toegenomen volgens de zogenaamde Living Planet Index. Goed nieuws toch? “Zeker”, zegt Staatsbosbeheer-ecoloog Allard van Leerdam. “Maar die groei geldt wel voornamelijk voor soorten in zoet water.” Wat betekent dit CBS-cijfer nou echt voor de natuur?
Gemiddeld is de Nederlandse Living Planet Index (LPI) sinds 1990 toegenomen, meldt het CBS. Dat komt door de soorten van zoetwater en moeras die gemiddeld met 89 procent zijn toegenomen, vooral door betere waterkwaliteit. Op het land namen diersoorten juist af. Sinds 1990 zijn de populaties met 27 procent gedaald. Dit komt vooral door de afname van soorten in open natuurgebieden, zoals heide en duinen, en de afname van soorten van het agrarisch en stedelijk gebied. Soorten van open natuurgebieden zijn sinds 1990 afgenomen met 55 procent.
“Het CBS cijfer kan je op het verkeerde been zetten”, vindt Allard. “Het CBS rapport is gebaseerd op consciëntieuze metingen. Met de index probeert men in één cijfer een indicatie te geven hoe het met de natuur gesteld is. Dat geeft een vertekend beeld. Bovendien zijn de metingen afgezet tegenover het jaar 1990. In de veertig jaar daarvoor was ‘de grote klap’ al gevallen voor de Nederlandse natuur. Die verkeerde toen al in zeer kritieke toestand: de stikstofdepositie was op z’n hoogst, de natuur had te lijden onder ruilverkaveling, ontginningen en milieuvervuiling vanuit de opgebouwde welvaartstaat. Belangrijke milieuwetgeving, zoals de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren, waren nog niet zo lang in werking. Het CBS vergelijkt het aantal soorten nu dus met een jaar waarin het al heel slecht ging met de natuur.”
Het deel dat goed gaat, de toename van water- en moerassoorten, dat mogen we best omarmen, vindt Allard. “Dit is de natuur van voedselrijke plekken. Qua dieren zijn het vaak grote, mobiele soorten, die ook zonder doorgaande natuurverbindingen hun weg wel vinden in het landschap: bevers, zeearenden, zilverreigers. Hun opmars is ook het gevolg van maatregelen waar wij altijd hard voor hebben gepleit en aan hebben bijgedragen: natuurgebieden vergroten én ontwikkelen, zoals moerassen en meer riviernatuur in uiterwaarden. Die helpen ook met het opvangen van extreem natte perioden, zoals de Onlanden bij Groningen en de Bergboezem bij Breda.
In deze ontwikkeling hebben ook Rijkswaterstaat en de waterschappen een belangrijke rol gespeeld. Zij zijn bovendien de laatste 24 jaar nog scherper gaan kijken naar het verbeteren van de ecologische waterkwaliteit en hebben daarvoor gelukkig steeds meer ecologen in dienst. Daar danken we het groeiend aantal natuurlijke oevers aan, het herstel van meanderende stromen, een beter lichtklimaat in het water, kwaliteitsbaggeren, terugbrengen van bomen langs de beek, minder doorspoelen, e.d."
We moeten planten en dieren in natuurgebieden uit hun isolement bevrijden door te werken aan een gevarieerder landschap rond natuurterreinen, dooraderd met onbemeste en onbespoten bermen en oevers.
De Living Planet Index laat ook zien dat het voor soorten in voedselarme natuurgebieden helemaal niet goed gaat. Allard: “In heide en duinen gaat om een achteruitgang van 55%. Dit zijn landschapstypen die hoge eisen stellen aan het milieu: schoon en voldoende water, schone lucht. Met deze natuur gaat het onveranderd slecht. Je ziet dit bijvoorbeeld terug in hoeveelheid planten- en insectensoorten, bij uitstek soorten die niet zo mobiel maar wel milieukritisch zijn.”
Zo geeft het rapport volgens Allard reden tot vrolijkheid, maar laat het ook zien dat er nog heel veel moet gebeuren. Allard: “Rondom de kritische natuurgebieden moeten we echt aan de bak voor minder stikstof, gifstoffen en verdroging. Ook voor erfenissen uit het verleden zoeken we nog dagelijks naar oplossingen. Denk bijvoorbeeld aan een bodem die is ingedroogd, verzuurd of opgeladen met voedingsstoffen. Ook moeten we de planten en dieren in die natuurgebieden uit hun isolement helpen bevrijden. Door te werken aan een gevarieerder landschap rondom de natuurterreinen, dooraderd met onbemeste en onbespoten bermen, oevers en andere landschapselementen. Kortom, je kleine successen vieren - en dat is best lastig voor ecologen - maar daarna snel weer aan de bak.”