De natuur in Midden-Limburg is nergens hetzelfde. De terrassen van de Meinweg en de beekdalen van het Leudal; elk gebied heeft zijn eigen aantrekkingskracht.
Kenmerkend voor het Leudal zijn de bijzondere beekdalen. Door het gebied stromen twee fraaie beken, de Zelsterbeek en de Leubeek. In het oostelijk deel van het gebied vloeien ze samen om tenslotte in de Maas uit te komen. De beekdalen zijn ontstaan in de laatste ijstijd en in de loop der eeuwen steeds verder uitgeslepen. Een ander duidelijk zichtbaar overblijfsel uit het verre verleden zijn de metershoge zandduinen. Zij zorgen in combinatie met de diepe, bijna ravijnachtige beekdalen voor flinke hoogteverschillen.
Overal in De Meinweg golft het landschap en stuit je op steile hellingen. Dit is het land van de ‘horsten en slenken’. De hoogteverschillen zijn ontstaan door bewegingen in de aardkorst. En door het water van de Maas en Rijn, dat vroeger door het land schuurde. De aarde is hier nog steeds in beweging. Zo heeft de aardbeving van 1992 flinke scheuren achtergelaten.
De Meinweg is bekend om zijn adders. Ze zijn giftig, maar zo schuw dat je van geluk mag spreken als je ze tegenkomt. De kans is het grootst in het voorjaar, als ze zich opwarmen in de zon.
Karakteristiek voor het Swalmdal zijn de natte elzenbroekbossen. Dankzij opborrelend kwelwater en natuurlijke bronnen zijn deze bloemrijke bossen hier goed vertegenwoordigd. Met name in het voorjaar zijn de broekbossen de moeite waard. Eerst zijn ze geel gekleurd door de dotterbloemen, daarna wit door de bittere veldkers. Door de natte bodem zijn de bloemen alleen van afstand te bekijken.
Tegen de Duitse grens liggen de natuurontwikkelingsgebieden Blankwater en Meerlebroek. Deze moerasachtige heideterreinen zijn twaalf jaar geleden aangelegd. Inmiddels komen hier veel zeldzame plantensoorten voor.
Ten westen van Swalmen ligt het vervolg van het stroomdal van de Swalm: Wieler. Hier vind je voornamelijk natte graslanden en rietmoerassen. Het landschap wordt verfraaid door dotterbloem hooilanden, knotwilgen en oude boerderijen. Het is het leefgebied van de bever.
In het stroomdal van de Maas liggen de Maasplassen: de Rijkelse Bemden, Asseltse Plassen en Stadsweide. Het is zogenaamde ‘struinnatuur’ die je ook buiten wegen en paden kunt verkennen. De natuur ontwikkelt zich door de dynamiek van de overstromende rivier en begrazing door galowayrunderen en konikpaarden. De Maasplassen zijn inmiddels ook uitgegroeid tot een populair recreatiegebied.
In het Leudal zijn sporen gevonden die zo’n 40.000 jaar teruggaan. Rendierjagers, bronstijdmensen en Middeleeuwers, allen hebben ze in het Leudal geleefd. Hun sporen zijn niet alleen terug te zien zijn dankzij opgravingen. Ze zijn ook zichtbaar in grafheuvels, eeuwenoude patronen in het landschap, houtwallen, kastelen en boerderijen en wind- en watermolens.