Natuurgebied

Oostvaardersplassen

Riet, water, moeras, ruige grasvlaktes en heel veel vogels... De Oostvaardersplassen zijn uniek voor Nederland, én Europa.

Grote grazers in de Oostvaardersplassen

Het beheer van de grote grazers is met het nieuwe beleidskader (2018) veranderd. Voorheen bepaalde de beschikbaarheid van voedsel de aantallen grote grazers. Dat wil zeggen: verzwakte dieren die naar verwachting de winterse (weers-)omstandigheden niet zouden overleven, werden geschoten om onnodig lijden te besparen.

In het nieuwe beleid zijn de maximale aantallen grazers afgestemd op de gewenste ontwikkeling van landschap en biodiversiteit. Dat betekent dat de aantallen dieren, net als in andere natuurgebieden in Nederland, op peil worden gehouden door verplaatsen van boventallige dieren naar andere gebieden, of – als dat niet mogelijk is – door afschot. Om de omvang van de kuddes vast te stellen, voeren we jaarlijks helikoptertellingen uit. 

Conditie

In het nieuwe beleidskader heeft Staatsbosbeheer de opdracht gekregen om de aantallen grote grazers te verminderen, zodat er het hele jaar rond voldoende voedsel aanwezig is voor alle grazers. In die situatie is bijvoeren in principe niet nodig, alleen in uitzonderlijke gevallen. Hiervoor houden we de conditie van de heckrunderen en konikpaarden goed in de gaten, volgens de Body Condition Score (BSC):

De oude conditiebepaling was onderdeel van het ‘vroeg reactief beheer’ volgens de richtlijnen van ICMO2 en ging vooral om de vraag of dieren gegeven hun gedrag, conditie en weersomstandigheden kans hadden om de winter door te komen. Was die kans er niet, dan werden ze tijdig geschoten, zodat hen onnodig lijden werd bespaard. De nieuwe wijze van conditiebepaling, de Body Condition Score (BCS), sluit beter aan op het doel: de conditie van de dieren in kaart brengen om te bepalen of bijvoeren nodig is. Deze methode is gebruikelijk onder dierenartsen.

Monitoring grote grazers

Iedere week houden de kuddebeheerder en boswachters monitoringsrondes in het Oostvaardersveld en de Oostvaardersplassen. Tijdens deze rondes bekijken we de dieren op individueel niveau. Als er dieren zijn die een wond hebben, kreupel lijken of afwijkend gedrag vertonen, wordt er als dat nodig is contact opgenomen met de dierenarts. De dierenarts beoordeelt of behandeling wenselijk is. Uitgangspunt is dat dieren met een eenmalige behandeling er weer bovenop kunnen komen. Is dat niet het geval dan bepalen we in overleg met de dierenarts of het dier kan blijven leven of niet.

Minimaal één keer per maand gaat er een dierenarts, gespecialiseerd in vrijlevende grote grazers, mee om de conditie van de grazers samen met de kuddebeheerder te controleren. Binnen een kudde zijn er altijd individuen met een hogere of lagere BCS. Oude koeien, jonge dieren zijn vaak de magerste dieren. Dit betekent niet dat deze dieren de winter niet door kunnen komen. Als het nodig is, bij strenge winterse omstandigheden of teruglopende condities, gaat de frequentie van deze controles omhoog.

Bijvoeren

We hebben afspraken gemaakt met de provincie Flevoland over het moment van bijvoeren van de runderen en de paarden. Uitgangspunt is dat er geen dieren sterven door gebrek aan voedsel en de afspraak is dat we bij een gemiddelde BCS van 2 bij de runderen gaan bijvoeren. Er wordt met een gemiddelde score gewerkt omdat de scores van individuele dieren in de kuddes nogal kunnen verschillen in verband met geslacht en leeftijd. De laagste score in de groep is daarom niet maatgevend voor het eventueel bijvoeren van de hele groep, binnen die groep zijn ook dieren die geen extra voer nodig hebben. Het voeren van individuele dieren is gezien hun levenswijze niet praktisch uitvoerbaar.

Met het verminderen van het aantal grote grazers in het Oostvaarderplassengebied zijn we op weg naar een situatie waarin de dieren jaarrond genoeg te eten hebben. Tot deze situatie is bereikt, voeren we bij aan de hand van de BSC. We doen dat met beleid, want vrij levende dieren zijn gewend zelf hun kostje bij elkaar te scharrelen. Ze lopen veel en leven in hechte kuddes, waar een sterke hiërarchie heerst. Als de dieren ineens gevoerd worden, leidt dat altijd tot sociale stress. De hoger in rang staande (vaak dikkere) dieren hebben hier niet zo veel last van. De laag in rang staande (vaak magerdere) dieren ervaren die stress wel en durven niet altijd bij het voer te komen, terwijl zij het voer het hardst nodig hebben. Bovendien hebben de runderen in de Oostvaardersplassen geen productiedoel. Ze hoeven geen melk te produceren voor menselijke consumptie of goed op gewicht te zijn voor de slacht. Het is zaak dat ze de winter goed doorkomen en daarbij gebruik maken van hun vetreserves. De vetreserves die ze in de rest van het jaar worden opbouwen zijn een prima mechanisme om tijden met minder aanbod van voedsel door te komen.