Natuurgebied

Súdeast-Fryslân

In de zuidoosthoek van Friesland vind je eeuwenoude landschappen; van bossen, landgoederen en heideveldjes tot kronkelende beken en mozaïeken van water, riet en moeras.

Over Súdeast-Fryslân

Van kronkelende beken tot koninklijke bossen en veenmoerassen; Súdeast-Fryslân heeft een rijke historie en gevarieerde natuur.

Kronkelende beken

Er liggen drie beekdalen in de zuidoosthoek van Friesland, ontstaan in de laatste ijstijd: Koningsdiep, Linde en Tjonger. Het beekdal van het Koningsdiep heeft de tijd het best doorstaan. Een traag stroompje, veel meer is het watertje niet dat van Bakkeveen, langs de bossen van Beetsterzwaag naar Ulesprong stroomt. Het eeuwenoude beekdal, met bos, heide en blauwgraslanden, verbergt tal van schatten.

Mooi is ook het beekdal van de Linde, in het uiterste zuiden van Friesland en ook een stukje ‘over de grens’: het riviertje vormt ten zuiden van Wolvega de grens met Overijssel. In het gevarieerde moerasgebied voelen moeras-, weide- en bosvogels zich thuis en in de winter zoeken hier eenden en ganzen hun toevlucht. Wandelen, fietsen en kanoën zijn prima manieren om het riviertje te ontdekken. In het beekdal aan weerszijden van de Linde vind je heide, bossen, bomensingels en open weidegebieden.

De Tjonger is niet alleen Nederlands enige taalgrens binnen de landsgrenzen, het is ook een prachtriviertje, waar natuur en rijke historie hand in hand. Ten zuiden van het riviertje wordt geen Fries gesproken en ziet ook het landschap er anders uit dan we van Friesland gewend zijn. Er is weinig water, maar er zijn des te meer bossen, boerderijen met een Saksisch uiterlijk en door bomen omzoomde weilandjes. Rond Oldeberkoop liggen heide met vennen, graslanden en drie eerbiedwaardig oude parkbossen. Overal in de Tjongervallei zijn sporen van de rijke historie terug te vinden: karrensporen op de hei, oude kerkjes of restanten daarvan en delen van de Friese Waterlinie. Rond de Bekhofschans, vlak ten zuiden van Oldeberkoop, werd in 1672 en 1673 forse tegenstand geboden aan de troepen van Bommen Berend, de bisschop van Münster die dacht Friesland wel even in te kunnen nemen.

Oranjewoud; voormalige landgoederen met een handjevol overgebleven landhuizen tussen koninklijke bossen.

Koninklijke bossen en oude parkbossen

Oranjewoud, ten oosten van Heerenveen, bestaat uit een verzameling voormalige landgoederen met lange lanen, parken met royale eiken en beuken, een handjevol overgebleven landhuizen, waterpartijen en kleine weilandjes tussen de bossen.

De geschiedenis van Oranjewoud begint in 1676. In dat jaar koopt Albertina Agnes, vrouw van de Friese stadhouder Willem Frederik, een state en een aantal boerderijen met de bedoeling een buitenplaats te stichten. Ze laat lanen en singels aanleggen in een formele stijl. Haar schoondochter Henriëtta Amalia van Anhalt-Dessau neemt de bekende architect Daniël Marot in de arm om het buiten koninklijke allure te geven. Marot ontwierp ook het grand canal, de langgerekte waterpartij die nog steeds de centrale as van het gebied vormt. Langs het canal staan strak vormgegeven bosvakken.

In de Overtuin, aan de overkant van Huize Oranjewoud, wandel je over kronkelige paden, langs kunstig gesnoeide hagen, een slangenmuur en kruidentuin. Mooi is ook het museumpark, dat in de oorspronkelijke barok stijl is gereconstrueerd, met Museum Belvédère, een museum voor moderne kunst in relatie tot het Friese landschap.

't Oude Bosch is nog zo'n natuurgebied met koninklijke allure. Eind 19e eeuw is het door de familie Lycklama à Nijeholt aangelegd als landgoed. Het werd ingericht met lange lanen, kronkelende paden, een vijver en bosvakken voor de houtproductie. De vijver kreeg de naam Freulevijver en hier was ooit een theekoepel en een boothuis te vinden. De freule ontving op deze plek haar familie en vrienden waar ze konden verpozen en varen.

Waar ooit turf werd gewonnen, ligt nu een mozaïek van water en land, riet en trilvenen, bloeiende graslanden en petgaten.

Veenmoerassen

De Deelen, Brandemeer en Rottige Meente zijn typische veengebieden. Onze voorouders namen het vanaf de middeleeuwen flink op de schop om turf te winnen en landbouwgrond te ontginnen. De mannen zwoegden van donker tot donker in het natte laagveen om zo veel mogelijk turven uit de bodem te halen. Van het harde bestaan als veenboer, een kleine eeuw geleden, is niet veel meer te zien. De natuur heeft een uitbundig planten- en dierenleven over de veenafgravingen heen gelegd. Nu is het gebied een mozaïek van water en land, riet en trilvenen, bloeiende graslanden en petgaten.

De Deelen heeft de status van wetland en is daarmee een natuurgebied van internationale allure. In de herfst en winter komen er duizenden eenden en ganzen, waaronder smienten, kolganzen, slobeenden en brandganzen. Ook leven er zeldzame soorten als zwarte stern, purperreiger en bruine kiekendief. En als je goed luistert, kun je hier in de lente de sprinkhaanrietzanger horen zingen.

Ook Rottige Meente kent door de afwisseling van water en droge plekken veel variatie. Zo zijn er bloemrijke graslanden, trilvenen en veenmosrietlanden waarin bijzondere plant- en diersoorten voorkomen, zoals de vuurvlinder, otter en bruine kiekendief. En vanuit de nabijgelegen Weerribben kwamen zelfs otters aanzwemmen.