Nog niet zo heel lang geleden bestond Drenthe uit ‘woeste grond’: heide, vennen, venen en zandverstuivingen. Eind 19e eeuw werd het gebied langzaam ontgonnen. Ook werden er veel bossen aangeplant, met voornamelijk naaldbomen voor houtproductie. Inmiddels zijn natuur en recreatie belangrijk geworden. Alle boswachterijen hebben een eigen karakter, maar ze delen de sporen uit het verleden, in de vorm van hunebedden en grafheuvels.
De kern van het Sleenerzand bestaat uit stille bossen die het domein zijn van tientallen vogelsoorten. Het zuidelijke deel is een oud stuifzandgebied, met hier en daar grillig gevormde jeneverbessen Op sommige plaatsen doemt opeens een heideveldje of een onverwacht vennetje tussen het zand op.
De geschiedenis van het Sleenerzand is rijk. Toen de eerste mensen zich hier vestigden, bestond Drenthe nog grotendeels uit oerbossen. Dit Trechterbekervolk, genoemd naar de vorm van het aardewerk dat zij maakten, bouwde hunebedden van granieten zwerfkeien. Het hunebed D49, De Papeloze Kerk, is een mega-exemplaar, met een deksteen van 25.000 kilo.
Bijzonder is ook de Galgenberg, een grafheuvel waarin 3.500 jaar geleden de hoofdman van het Sleenerzand werd begraven. Eromheen werd een palenkrans opgericht ten teken dat de dode met rust gelaten moest worden. Gelukkig is het nog altijd stil in het mysterieuze Sleenerzand.
Het loofbos in boswachterij Gees is in de jaren 30 van vorige eeuw aangelegd. De bomen moesten het stuivende zand bedwingen. Het bos en de daarnaast meanderende Geeserstroom hebben zich ontwikkeld tot een prachtig natuurgebied. Boswachterij Gees ligt iets hoger dan het omringende grasland. Daardoor heb je aan de oostkant mooi uitzicht over de velden.
Sporen uit het verleden zijn hier volop zichtbaar, van pingo's tot grafheuvels. Tussen de bomen vind je sprookjesachtige vennetjes en heidevelden. Adders, ringslangen, reeën, vossen, dassen en boommarters maken een wandel- of fietstocht door dit gebied extra spannend.
De Geeserstroom, voorheen Loodiep, vormde het beekdal. Langs de beek hebben boeren uit Gees en Zwinderen eeuwenlang gehooid en hun koeien geweid. Na kanalisaties, in de jaren 30 en de jaren 60 van de vorige eeuw, werd de beek in 2006 weer in oude glorie hersteld. Door het zelfregulerende, natuurlijk beekdalsysteem ontstaat er een nieuw landschap; een doorstroommoeras. Tegenwoordig is de Geeserstroom een broed- en pleisterplaats voor vele moerasvogels, zoals de roerdomp, blauwborst, vele eenden en waterral.
Vlak naast het centrum van Emmen liggen de Emmerdennen: een oase van rust bij de stad. Een bos met oude zandduinen, 'Klein Zwitserland’ noemen ze het in de buurt. Het Haantjeduin is met zijn 31 meter boven NAP een van de hoogste toppen van de Hondsrug.
Regelmatig dreigde het stuifzand vroeger de akkers aan de oostkant van Emmen onder te stuiven. In de 19e eeuw begonnen boeren uit de buurt met het inzaaien van grove den om het Emmerzand vast te leggen. De bomen sloegen aan, de dennen groeiden en het gevaar van de zandstormen was geweken. De Emmerdennen zijn uitgegroeid tot een prachtig, gemengd bos, waar de stad langzaam omheen groeide. Voor Drentse begrippen mag je het zelfs een oud bos noemen. Onder de bomen voelen mossen, varens en paddenstoelen zich thuis.
Rond Haantjeduin heeft Staatsbosbeheer de voormalige zandverstuiving hersteld. Reusachtige dennen lijken hier op poten te staan, de wind heeft het zand rond hun wortels weggeblazen. In het bos ligt Hunebed D45, een bezoek waard (bereikbaar vanaf de Boermarkeweg).