Natuurbeheer

Zandlandschap

Zand laat makkelijk water door, zeker als er grote korrels in zitten. Zandlandschap is daardoor meestal droog en weinig vruchtbaar, toch bestaat er ook nat zandlandschap. Het verschil zit in hoe makkelijk water toe- en wegstroomt. De overeenkomst is dat beide landschappen heel gevoelig zijn voor verzuring en bemesting.

Bossen en heide

Ongeveer een derde van Nederland bestaat uit zandlandschap. Het is te vinden in de hoger gelegen delen in het noorden, oosten en zuiden. In droog zandlandschap groeien heide en grassen. Je vindt er ook bossen met dennen, eiken en/of beuken.
Nat zandlandschap herken je ook aan de heide, maar dan de vochtige soort. Hier kom je bovendien veel hoogteverschillen tegen tussen ‘ruggen’ die ooit door gletsjers zijn gevormd en laagtes, waar water in staat. Op de grens naar andere landschappen kunnen vennen liggen.

Veel bossen in ons land staan op zandgrond. Een deel stamt uit de tijd waarin Staatsbosbeheer is opgericht, eind negentiende eeuw. In die periode werden in het zand bomen geplant om zandverstuiving tegen te gaan en hout te produceren voor de mijnindustrie.

Flora en fauna

De overgangen van hoog naar laag variëren in droge zandlandschappen sterk en dat trekt allerlei planten en dieren aan. Zo groeien er heideplanten en korstmossen, afgewisseld met jeneverbesstruiken. Op heiden en zandverstuivingen kan het overdag heet zijn en ’s nachts flink afkoelen. Planten en dieren die tegen temperatuurverschillen kunnen, vinden er een thuis. Zoals de heivlinder, zandbijen, krekels en sprinkhanen. Waar insecten zijn, zijn vogels die deze diertjes eten. De nachtzwaluw bijvoorbeeld, heeft nachtvlinders, libellen en kevers op het menu. En de wespendief doet zijn naam eer aan door wespen, bijen en hommels te eten. Verder leven in het droog zandlandschap dieren die je niet vaak ziet, zoals de boommarter.

Het natte zandlandschap is een ideale omgeving voor amfibieën. Zij leven deels op het land en deels in het water. Ook reptielen, moerasvogels en vlinders hebben het hier naar hun zin. Vooral de overgangen tussen nat en droog, en tussen bos en open vlakte, zijn soortenrijk.


Bedreigingen

In droge zandlandschappen ligt het grondwaterpeil laag. De bodem bevat weinig mineralen die planten nodig hebben om te groeien, zoals kalk en magnesium. Voor water en voedingsstoffen is het landschap afhankelijk van neerslag. Op veel plekken is de bodem aangetast door stikstof en ammoniak.

Natte zandlandschappen hebben te lijden van watertekorten. Deze ontstaan door onttrekking, maar ook door het graven van sloten en kanalen voor waterafvoer.
Daardoor blijft er te weinig grondwater over in de bodem. Dit werkt door in vennen, beekloopjes en moerassige beekdalen. Deze verdrogen, waardoor de overmatige stikstof extra hard aankomt. Staatsbosbeheer gaat stikstof en verdroging tegen door de schadelijke stoffen weg te halen, de waterhuishouding te verbeteren en kwetsbare soorten te vertroetelen. In bossen zorgen we voor meer variatie, zodat de natuur daar beter bestand is tegen verdroging en klimaatverandering.

Stikstof

Van oorsprong waren droge zandgronden schraal. Boeren die dit land door de eeuwen heen bewerkten waren dan ook armer dan hun collega’s in beekdalen. Ze probeerden dat op te lossen door mest en plaggen te verzamelen in potstallen en daarmee hun akkers vruchtbaarder te maken. De afgelopen vijftig jaar slaat vanuit de lucht veel stikstof neer op het zandlandschap. Dat komt door de uitbreiding van de veestapel en landbouwgebieden, in combinatie met de toename van milieuvervuiling door verkeer en industrie. De stikstof belandt via regenwater in de natuur, maar komt ook via droge lucht in ruwe vegetaties als heide en naaldbomen terecht. De opgehoopte stikstof en ammoniak verzuren de bodem.

Planten en dieren die daar kwetsbaar voor zijn hebben het daardoor moeilijk, terwijl soorten die gedijen op stikstof de overhand krijgen. Zo verdringt het pijpenstrootje op veel plekken heideplanten. De verandering in plantensoorten en -aantallen heeft ook invloed op hoeveel insecten er zijn en op hoe voedzaam deze zijn voor vogels.
Natte zandlandschappen zijn tegenwoordig zeldzaam. De gebieden die nog over zijn hebben veel last van ontwatering in de omgeving. Ook hier geldt dat wat in het grondwater gebeurt, de hele voedselketen beïnvloedt.

Meer maatwerk

In heidegebieden ging Staatsbosbeheer de overdaad aan stikstof lange tijd tegen door te chopperen of plaggen. Bij chopperen verwijderen we planten en de toplaag van de grond, bij plaggen gaat een diepere laag aarde mee. Zo halen we opgehoopte schadelijke stoffen in één keer weg. Dat werkt goed voor heideplanten, maar het verstoort de balans in de bodem. Want korstmossen, kruiden en brem komen na zo’n ingreep moeilijk terug.

Daarom kiezen we steeds meer voor maatwerk. Plaggen gebeurt alleen nog kleinschalig, op andere plekken maaien we of leggen we tijdelijk een akkertje aan met schapenmest. Op de Sallandse Heuvelrug is steenmeel gestrooid om verzuring in de bodem tegen te gaan. En waar zeldzame planten groeien, bijvoorbeeld wolverlei, houden we concurrerende soorten in toom. Van het bedreigde rozenkransje hebben we zaad gewonnen om de soort te behouden voor Nederland. Op de Utrechtse Heuvelrug zijn heidegebieden versnipperd geraakt. Daar zetten we op sommige plekken bos om in heide, zodat er verbindingen ontstaan tussen heidegebieden en soorten zich kunnen verplaatsen of uitbreiden.

Sterke natuur

Veel bossen zijn ooit aangelegd voor het hout dat het opleverde. Bomen van dezelfde soort werden daarvoor rij aan rij aangeplant. Handig voor de houtproductie, maar het maakt een bos kwetsbaar voor ziektes en plagen. Denk bijvoorbeeld aan de essentaksterfte en de schorskever, die dennen aantast. Door bossen gevarieerder te maken zorgen we voor risicospreiding. Dat doen we door selectief bomen te kappen. Zo verjongen we het bos en geven we soorten die passen bij de bodem meer ruimte. Een bos opener maken heeft ook als voordeel dat het soortenrijker wordt, omdat er meer afwisseling komt tussen licht en schaduw op de bodem.

Zandlandschappen herstellen gaat vooral over de variatie aan planten en dieren behouden. Dat maakt het landschap weerbaar, houdt de natuur aantrekkelijk voor bezoekers én maakt het mogelijk gebruik te maken van hout, bijvoorbeeld voor duurzame woningbouw.

Uitgelicht