Nieuws
Waterveiligheid, waddennatuur én goede omstandigheden om te boeren. Aan de noordkust van Nederland is dat altijd al balanceren, waarbij de natuur al decennia onder druk staat. Een stijgende zeespiegel, een dalende bodem en een groeiend gebrek aan zoet water, zorgen voor steeds grotere problemen. Jesler Kiestra van Staatsbosbeheer en biologisch dynamische boer Pyt Sipma in gesprek over bedreigingen en kansen.
Jesler Kiestra is provinciehoofd Groningen bij Staatsbosbeheer. Zij is voorstander van ‘zachtere overgangen’ tussen land en zee; meer samenwerken met de natuur. Ook is het volgens haar nodig om meer regenwater op te slaan. “We hebben hier in principe een neerslagoverschot. Dat wordt nu nog grotendeels op zee geloosd. We moeten bedenken hoe we dat water kunnen vasthouden.”
Pyt Sipma heeft een biologisch dynamisch akkerbedrijf in het Friese Engwierum. Zijn grootvader is dit boerenbedrijf in 1933 gestart. In 2008 heeft Pyt het roer omgegooid tot een duurzaam bedrijf dat nog generaties lang kan blijven bestaan. Maar dan moeten de omstandigheden wel meewerken. “Als we niets doen, valt er in deze kustregio’s over vijftig jaar niks meer te boeren.” Hij is het met de ideeën van Jesler in grote lijnen eens. Maar ziet nog niet hoe die gerealiseerd kunnen worden. “Nu staan de betrokken partijen vooral tegenover elkaar, waardoor er helemaal niets gebeurt.”
Wat is er aan de hand? Nadat in dit deel van Nederland water en land eeuwenlang met elkaar in verbinding stonden, is daar vanaf 1970 een harde scheiding in gemaakt met een dijk. Voor die tijd maakten zee en land afwisselend de dienst uit. Dat heeft ook voor de bijzonder vruchtbare kleilaag gezorgd. Eeuwenlang is er samen met de zee geboerd. Nu boeren we met de rug naar de zee. “Zo leuk was dat trouwens niet”, vertelt Pyt. “Door dat samenspel zijn hier heel veel mensen verdronken.” Terug naar die tijd wil dan ook niemand.
Maar de stijgende zeespiegel vereist aan de ene kant steeds bredere en hogere dijken en zorgt aan de andere kant voor een verzilting van het land. Dat komt door de toenemende druk van het zoute zeewater. Tegelijkertijd daalt de bodem. Waar dat op de gronden verder landinwaarts te maken heeft met het ontwateren van veengrond, is dat bij de kleigrond aan de kust niet het geval. Hier zijn gas- en zoutwinning de boosdoeners.
Daar komt nog bij dat zoet water steeds schaarser wordt. Hiervoor zijn Friesland, Groningen en Drenthe nu vooral afhankelijk van het IJsselmeer. De toevoer van smeltwater naar het IJsselmeer via de grote rivieren neemt af. Droogte en een verdere verzilting is het gevolg.
Natuur zou juist een deel van de oplossing kunnen zijn
Problemen die niet een, twee, drie op te lossen zijn. Nu wordt vooral geïnvesteerd in hogere en bredere dijken. “Dat is niet alleen duur, het lost ook niet echt iets op, want je moet blijven verhogen” zegt Jesler. “Bovendien gaat dat ten koste van de natuur en de biodiversiteit. Terwijl de natuur juist een deel van de oplossing zou kunnen zijn.”
Als we de zee iets meer ruimte geven en kwelders laten ontstaan, worden die door zandafzetting van de zee opgehoogd, zegt Jesler. “ Er ontstaat een bredere zeewering, waardoor een minder hoge dijk voldoende is. Als we die dijk dan ook nog op een natuurlijke manier inrichten, in plaats van de betonnen kolos die hij nu is, zorg je voor waterveiligheid én meer biodiversiteit. Op Terschelling krijgt de natuur voor dat doel al meer de ruimte en ook voor Texel liggen de plannen klaar.”
Pyt is daar niet op tegen, maar geeft aan dat nog onvoldoende bekend is wat dat met de verzilting zal doen. “En gaat die extra ruimte niet ten koste van boerenland? Waar ik met dit soort oplossingen vooral moeite mee heb, is dat we al uitgaan van een onvermijdelijke zeespiegelstijging. Ik vind niet dat we dat moeten accepteren. We moeten juist alles op alles zetten om verdere klimaatverandering te voorkomen.”
Welk effect het meer ruimte aan de natuur geven exact heeft op verzilting, is inderdaad nog niet bekend. Daarover verschillen de meningen. In theorie zou het de verzilting juist moeten verminderen. Maar als die theorie niet klopt, hebben de boeren een groter groot probleem.
Rondom het Lauwersmeer speelt dezelfde discussie. Daarin wil Staatsbosbeheer voorzichtig meer zout water binnenlaten om het leefgebied van trekvissen – en daarmee ook voor trekvogels – te verbeteren. Met behoud van waterveiligheid en zonder achteruitgang van het agrarisch land. Voordat dat gebeurt, komt er een meetsysteem dat zowel in het Lauwersmeer zelf als in de omliggende agrarische gebieden het zoutgehalte meet. Lees er in dit artikel meer over. Aan de andere kant kan Lauwersmeer in de toekomst ook een waardevolle zoetwaterbuffer blijken.
De toenemende schaarste van zoet water, lijkt een gemakkelijker op te lossen probleem. Er is ten slotte een neerslagoverschot van zo’n 25%. Dat houdt in dat er jaarlijks meer regen valt dan dat er op gaat. Als we dat water opvangen en bewaren in plaats van zo snel mogelijk afvoeren, zou er geen probleem zijn.
Pyt: “Maar die regen valt natuurlijk niet netjes verspreid over het jaar. Steeds vaker hebben we ook te maken met clusterbuien. Als je dat niet afvoert, staat het land binnen de kortste keren onder water en is de oogst verloren. Desondanks kunnen we wel meer doen om een deel van het water op te vangen en te bewaren. Ik heb er al eens over nagedacht of ik niet een soort bassin op mijn land kan maken, waarin ik m’n eigen water opvang. Maar als ik genoeg water wil hebben om mijn groente voldoende te kunnen beregenen, moet ik een kwart van m’n land opofferen. Dan kom ik financieel niet uit.”
Consumenten zouden meer mogen accepteren dat groenten er niet altijd hetzelfde uitzien
Een hele andere denkrichting is het verbouwen van gewassen op zilte grond. Op enkele proefboerderijen wordt dat al succesvol gedaan. Zoals op het Texels zilt proefbedrijf of bij de Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Ook valt te denken aan het telen van andere gewassen, zoals zeewier in de Waddenzee.
“Met dat soort initiatieven ben ik ook bezig”, zegt Pyt. “Het zoeken naar kansen doe ik ook veel liever dan het ruziën over oplossingen. In een experiment gebruiken wij nu zeewier als meststof voor een bepaald soort aardappel. Dat lijkt goed te werken. Ze smaken een beetje anders, maar wel heel lekker.”
“Leuk”, reageert Jesler. “Komen die ook in je winkel te liggen, dan wil ik ze zeker proeven.”