Nieuws
Kwetsbare nestjes van de bontbekplevier lokaliseren en afschermen om het broedsucces te vergroten. Dat doet Staatsbosbeheer samen met andere natuurorganisaties en zo’n 50 vrijwilligers de afgelopen 4 jaar in Nationaal Park de Oosterschelde. Het resultaat: een derde meer broedsuccessen. “En als het goed gaat met de bontbekplevier, gaat het ook goed met andere strandvogels zoals de strandplevier en de scholekster”, vertelt Staatsbosbeheer-boswachter Marijke Lieman.
Ze loopt begin mei langs een strandje bij Stavenisse. Het is eb. Groepen lepelaars, wulpen en rotganzen scharrelen op de drooggevallen delen hun maaltje bij elkaar. Marijke grijpt naar haar verrekijker. “Ah, m’n eerste tapuit dit jaar.” Deze plek in de Oosterschelde is een vaste broedplaats voor bontbekplevieren. Of bontbekkies, zoals Marijke ze noemt. “Hier sluiten we het schorretje standaard af voor recreanten. Gisteren is hier inderdaad het eerste nestje gespot.” In Nederland broeden tussen de 300 en 400 paren bontbekplevieren. De bijna 80 broedparen rondom de Oosterschelde vormen de grootste populatie.
Bontbekplevieren maken het zichzelf niet makkelijk. Hun nest is eigenlijk niet meer dan een kuiltje in het zand en de eitjes zijn zo klein dat ze nauwelijks opvallen tussen de schelpen. Als het springtij is, spoelt het nestje weg en bij storm kan het zomaar bedolven raken onder het zand. Daarnaast zijn bontbekplevieren nogal gevoelig voor verstoring. Als mensen ook maar een beetje in de buurt komen, vliegen ze op. Gebeurt dat te vaak, dan mislukt het broedsel.
Op deze woensdagochtend is het hier rustig. “Maar zodra het een dag in een weekend mooi weer is, komen de recreanten in groten getale. Wandelaars, al of niet met hond, fietsers, groepen racefietsers, kite-surfers en gezinnen die met ligstoelen en koelboxen van de zon en het water komen genieten. Daar kan de bontbekplevier niet tegenop. Niet alleen worden het nest en de eitjes onbewust vertrapt, de verstoring is ze ook veel te veel.”
Het aantal broedparen daalde dan ook jaren achter elkaar. Maar daar lijkt nu verandering in te komen. Samen met Nationaal Park Oosterschelde, Natuurmonumenten, Het Zeeuwse Landschap en Delta Milieuprojecten beschermt Staatsbosbeheer de bontbekplevier de laatste jaren actief. “Zo’n 50 vrijwilligers houden allemaal hun ‘eigen’ stukje in de gaten. Zodra ze een nestje ontdekken, melden ze dat in een gezamenlijke app. Wij krijgen vervolgens een melding en als het in ons gebied is, snellen we erheen en zetten het af. De andere natuurbeheerders doen hetzelfde.”
Verreweg de meeste recreanten houden hier goed rekening mee en blijven uit de buurt. “Op het Verklikkerstrand zetten we altijd een deel van een zandstrand af. Bij mooi weer liggen dan aan de ene kant mensen op hun handdoekje te zonnen en 30 meter verderop de bontbekplevieren te broeden. Dat gaat meestal goed. Niet altijd. Soms maakt een bontbekplevier zijn nestje toch ineens in het niet afgezette deel of rent een hond door het wel afgezette deel.”
Een ander aspect van de bescherming is het bewust maken van de omwonenden. “Ieder voorjaar, vòòr het broedseizoen, gaan we met kinderen van de plaatselijke school dit strandje schoonmaken. Dat doen ze met veel plezier. Als er eenmaal jongen zijn, organiseren we dat de kinderen ze van een afstand door een telescoop mogen bekijken. Dan zien ze die pluizige kuikens ter grootte van een pingpongbal. Prachtig natuurlijk.”
Daarnaast zijn er flyers gemaakt. Die liggen bijvoorbeeld bij de camping. “Sommige mensen uit de buurt mopperen dat ze hier nog nooit zo’n vogel hebben gezien. Dat kan kloppen. Voordat je ook maar in buurt bent, zijn ze al gevlogen. En die nestjes met eitjes zijn zo klein, dat ze tussen de schelpen nauwelijks opvallen.”
Al deze inspanningen hebben gelukkig resultaat. Het percentage succesvolle broedsels is met een derde toegenomen; van 31% naar 41%. Strandplevieren hebben er nog meer profijt van. Hun broedsucces is verdubbeld van 29% naar 60%. “Want we doen dit natuurlijk niet alleen voor de bontbekkies”, zegt Marijke. Alle vogels die hier leven, profiteren ervan.”
Ze wijst in de verte op een stuk slik. “Dat is het meest interessante deel voor veel vogels. Het is net drooggevallen, dus daar zit nog veel voedsel in. Iedere soort heeft de voorkeur voor zijn eigen stukje. Je ziet die lepelaars daar vooral door een iets dieper deel lopen, daar is meer stroming en zijn meer kleine garnaaltjes. Scholeksters hebben lange snavels en kunnen dieper in het slik pikken. Maar de bontbekplevier moet het met zijn korte snavel echt van de beestjes op het slik en schor hebben: wadslakjes, vliegen, muggen en spinnetjes. En dat doet hij op zijn kenmerkende plevierenmanier: lopen-stoppen-pikken. Straks, als het vloed wordt, komen ze allemaal deze kant op om te rusten. Belangrijk dus, dat ze die rust hier ook vinden.”