Terug

Nieuws

Boer en boswachter zij aan zij

  • 21 november 2024
  • Biodiversiteit
  • Leestijd 5 minuten

In het Groningse Westerwolde werken akkerbouwers, overheden, onderzoekers en natuurorganisaties samen aan natuurinclusieve landbouw in het project ESsentie. Wat heeft dit na vijf jaar opgeleverd? Voor de boer en voor de natuur?

Een akker met boekweit. Door verschillende gewassen te telen, wordt de grond minder uitgeput.

Doorbreken

Het klinkt logisch: boeren weten veel van landbouw, boswachters veel van natuur. Door samen te werken leren ze wat vogels, insecten en bodemleven kunnen betekenen voor gewassen. En andersom, hoe een bepaalde teelt van gewassen kan bijdragen aan biodiversiteit en het beschermen van kwetsbare soorten. Maar in Nederland lijken landbouw en natuur vaak lijnrecht tegenover elkaar te staan. “Dat proberen we te doorbreken om natuurwaarden te versterken én boeren te helpen met verduurzamen”, zegt projectleider Ruben Bosch. Hij begeleidt namens Staatsbosbeheer het project ESsentie in Westerwolde. Pachters, de provincie Groningen, stichting Grauwe Kiekendief-Kenniscentrum Akkervogels, Rijksuniversiteit Groningen en Staatsbosbeheer werken er samen aan natuurinclusieve landbouw.

Veertig kleine akkers

Onderdeel van het gebied is de Westeresch. Deze es – hoger gelegen bouwland met cultuurhistorische kenmerken – bestond in 1832 uit 140 percelen. Daar waren er na talrijke ruilverkavelingen nog acht van over. Samen met de provincie is het landschap opnieuw ingericht. De es bestaat nu uit veertig kleine akkers, gebaseerd op historische gegevens. Verder zijn struweelhagen geplant, bloemrijke bermen aangelegd en oude zandpaden hersteld.

Grasklaver is een van de gewassen die pachter Harm Kuil verbouwt.

Gevarieerde gewassen

De zeven pachters in het project hebben een akkerbouwbedrijf. Harm Kuil is een van hen. Vlak naast de Westeresch verbouwt hij hennep, rogge, haver en grasklaver. Op zijn andere gronden staat gras. Harm: “Het is ingewikkeld om cultuurhistorie, landbouw, natuur en toerisme samen te brengen. Ik houd wel van een uitdaging, daarom besloot ik mee te doen.” Op de Westeresch groeit een diversiteit aan gewassen. “Daarmee kun je winnen in duurzaamheid, doordat je de bodem minder uitput”, legt Raymond Klaassen uit. Hij monitort als onderzoeker bij Grauwe Kiekendief-Kenniscentrum Akkervogels en de Rijksuniversiteit Groningen de effecten van natuurinclusieve landbouw op de es. “Met meer tijd tussen teelten heb je minder last van ziekten en plagen en dus ook (vrijwel) geen gewasbeschermingsmiddelen meer nodig.”

Meer insecten en vogels

Deze herfst loopt het project ESsentie af. Op het gebied van biodiversiteit zijn grote stappen gezet, constateert Raymond. “We hebben dat gemeten aan de hand van de loopkever-populatie. Bij de start zagen we enkele soorten, inmiddels zijn het er tientallen.” Het aantal vogels nam toe naarmate het aangeplante groen zich ontwikkelde. Bepaalde soorten blijven nog wat achter. Raymond: “Waarschijnlijk komt dat door de keuze voor gewassen, daarom is die aangepast. Dat maakt dit project zo interessant. Door te experimenteren kwamen we erachter dat met het hoge aandeel zomergranen op de es de leeuweriken het niet naar de zin hadden.” Het bodemleven herstelt zich iets minder snel dan gedacht, vanwege droogte in de grond.

Opbrengst voor boeren

Positieve resultaten voor de natuur is één. De oogst moet ook inkomsten opleveren voor boeren. De eerste jaren waren er zomers zonder neerslag. Harm: “Dan groeit er niks en heb je niks.” Het is een zoektocht, beaamt Raymond. “Het landbouwkundig resultaat blijkt lager dan gehoopt.” Een gemiddeld tarwegewas levert in reguliere akkerbouw zo’n tien ton op, bij biologische teelt vijf en in dit project drie. Ruben verklaart de verschillen: “Bij biologische teelt mag je beregenen, bij ons niet en ook geen drijfmest of bestrijdingsmiddelen gebruiken. Natuurinclusief telen kost tijd en levert minder op.” Voor jonge boeren met een flinke financiering is dat zonder subsidie niet haalbaar, stelt Harm. Toch ziet Ruben nog een ander winstpunt, namelijk dat boswachters en boeren dichter bij elkaar komen. “Als je elkaars doelen kent en daar rekening mee houdt, kun je samen iets beters voortbrengen. Deze pachters zijn kritisch én ze hebben hart voor het project.” Harm is ook positief: “Gaandeweg komt de grond steeds beter op orde. Elk jaar leren we meer over onkruid beheersen en structuur in de bodem krijgen.”

Een wandelpad over de Westeresch

Breder kijken

Pas na minimaal zeven jaar zijn de effecten van natuurinclusieve landbouw zichtbaar. Die tijd hebben veel akkerbouwers niet. Het project was mogelijk omdat Staatsbosbeheer tijdelijk afzag van pachtinkomsten. Raymond: “We begonnen vanuit de gedachte dat we natuurwaarden zouden verbeteren. Gaandeweg ontstond het idee dat we meer integraal moeten kijken: hoe kan natuurinclusieve landbouw bijdragen aan het verlagen van de stikstofuitstoot, aan betere waterkwaliteit? Dat moeten we meetbaar maken.”

De pachters willen collectief door. Ruben: “Staatsbosbeheer ook, want de maatschappelijke impact is groot.” Raymond vult aan: “Het voordeel is dat we al vijf jaar bezig zijn. Zo komen processen die tien jaar duren binnen bereik. Dat lukt op maar weinig plekken in Nederland.” Boeren die hij spreekt hebben grote belangstelling voor de resultaten van het project. “Maar je praat wel over hun portemonnee. Je moet elkaar leren kennen en vertrouwen. Dan pas benut je de kennis van boeren; zij hebben superinteressante ideeën over hoe je productie binnen duurzame kaders kan verbeteren.”

Huiswerk voor pachters

Dat betekent dat de pachters in een mogelijk vervolgtraject meer aan het roer staan. Een goed plan, vindt Harm: “In het begin werd ons verteld wat we moesten telen. Ik ben opgevoed met ‘boer, ken je grond’. Dus ik weet waar een gewas wel of niet aanslaat. Daar was geen oog voor. Inmiddels gaat de communicatie veel beter en wij hebben ook huiswerk gekregen: een plan van aanpak maken voor zes jaar. Voorheen dacht ik daar weleens over na, maar niet gestructureerd, dit helpt mij. Ik ben ook blij met de grotere aantallen vogels die ik zie en met toeristen die me vragen wat we hier allemaal doen.” Waarschijnlijk wordt 2025 een ‘tussenjaar’ om meer partners en vervolgfinanciering te vinden. Ruben: “Met de provincie lopen al gesprekken, er is goede hoop dat we door kunnen.”


Het project ESsentie is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage vanuit de Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw.

Regio Deal Natuurinclusieve Landbouw
Meer over dit onderwerp