Nieuws
Een bos waarin je nog kunt verdwalen. Zo omschrijft Staatsbosbeheer-ecoloog Marcel Horsthuis het Twentse broekbos Agelerbroek. Het is een moeilijk doordringbaar moerasbos. Met name door verdroging heeft dit zeldzame stukje Nederland het moeilijk. Maar Staatsbosbeheer werkt in een gebiedsproces samen aan herstel en realisatie van Natura 2000-doelen.
Agelerbroek is een elzenbroekbos, dat in de lage delen van beekdalen voorkomt. Het gebied ligt in een beekdallaagte tussen de stuwwallen van Oldenzaal en Ootmarsum. De aanwezigheid van leem in de ondergrond vormt de basis van dit vanouds zeer soortenrijke gebied, dat in vroegere tijden veel meer voorkwam in de beekdalen van Oost-Nederland.
De term ‘broek’ komt van het middeleeuwse ‘brok’ of ‘broke’ en betekent laag. In een gezond broekbos staat de vegetatie min of meer permanent onder invloed van grondwater. ’s Winters hoort een broekbos onder water te staan, terwijl het waterpeil zomers tot maximaal dertig centimeter onder de grond staat en de bodem vochtig blijft.
Met laarzen aan loopt Marcel vanaf de rand van het beekdal het broekbos in. Dat lijkt wat overdreven, want het ziet er hier droog uit. “Wacht maar af, straks heb je ze echt nodig.” Hier aan de rand van het grootste broekbos van Nederland groeien soorten als zoete kers en tweestijlige meidoorn. De kriskras door elkaar groeiende bomen laten zien dat dit bos nooit is geplant. “Klopt”, zegt Marcel “Dit is allemaal natuurlijk ontstaan bos. Honderd jaar geleden lagen hier weiden en hooilanden, omringd door houtwallen en singels. Doordat de hoger gelegen delen in het landschap geschikt werden voor landbouw, onder meer door de uitvinding van de kunstmest, werden deze laag gelegen graslanden niet meer gemaaid en ontwikkelde zich broekbos.”
En toch is het te droog in het broekbos. “Dat komt onder andere door de Tilligterbeek. Deze is in de jaren vijftig van de vorige eeuw gegraven voor de afwatering van de bovenstroomse gebieden en om het omliggende land te ontginnen. Vanwege de diepte van de beek onttrekt hij veel grondwater aan zijn omgeving.”
Marcel ziet hier veel framboos en grote brandnetel en baant zich een weg tussen de bramen door, de stekels aan de stengels haken zich hardnekkig in zijn broek. “Deze soorten kunnen niet tegen natte voeten. Dat ze hier in grote hoeveelheden staan, toont aan hoe verdroogd het is. En ze verdringen de typische soorten die wel bij dit ecosysteem horen.” Waar het net wat vochtiger is – krijgen soorten als moeraszegge wel een kans. In deze vegetatie komt de zeggekorfslak voor. Dit landslakje zo groot als een speldenknop leeft van algen en schimmels die specifiek op bladeren van deze moerasplant zitten.
Een ander teken dat het bos verdroogd is, is dat veel elzen op stelten staan. “De bodem bestond hier uit een laag broekveen. Als dat veen niet meer onder water staat, mineraliseert het onder invloed van zuurstof en verdwijnt het. De wortels van de elzen komen dan bloot te liggen. Kijk, bij deze els kan je goed zien dat het maaiveld in het verleden wel vijftig centimeter hoger lag.” Uit recent onderzoek blijkt dat de bodem tussen 1950 en 2025 in het Agelerbroek gemiddeld met 48 centimeter is gedaald, op sommige plekken zelfs tachtig centimeter. Hiermee is in het Agelerbroek een veenpakket van zo’n 320.000 m3 verdwenen, waarbij circa 1.800 ton CO2 is vrijgekomen.
Hoe dieper Marcel het bos inloopt, hoe natter het wordt. Dit is het laagstgelegen deel in het beekdal en daarmee het natste deel van het broekbos en hier is het eindelijk moerassig. De laarzen zijn inmiddels hard nodig. Marcel zoekt zorgvuldig zijn weg om zo min mogelijk weg te zakken. Wat houtsnippen vliegen op. “In het voorjaar kan je hier de sprookjesachtige zang van de wielewaal horen en de koekoek die zijn eigen naam roept.” Hier groeien elzenzegge, ijle zegge, kleine valeriaan, grote boterbloem en gele lis in de kruidlaag. Voor de zwarte els is het hier te nat, maar de grauwe wilg doet het goed. Dit is ook een waardplant voor de grote weerschijnvlinder, dat wil zeggen dat deze zeldzame vlindersoort eitjes afzet en de rupsen zich te goed doen aan het blad. De vochtige stammen van de wilg zitten vol met mossen zoals blauw boomvorkje en hier en daar een eikvaren.”
Hoewel de verdroging minder vat heeft op dit deel van het broekbos, speelt hier wel een ander probleem. “Grondwater met meststoffen stroomt van het nabijgelegen agrarische land toe. Het uit mest afkomstige nitraat gaat ondergronds een chemische reactie aan met het in de bodem aanwezige pyriet. Daardoor ontstaat sulfaat dat de veenlaag aan de onderkant afbreekt. Zo wordt er aan twee kanten aan de veenlaag geknabbeld. Aan de bovenkant door de verdroging en aan de onderkant door vermesting.”
Om deze kwetsbare vegetaties te herstellen en te versterken worden in het Natura 2000-gebiedsproces allerlei maatregelen voorgesteld, zoals het beperken van bemesting, het dempen, ondieper maken en verleggen van watergangen. Zo blijft het water langer in het gebied en heeft het een betere kwaliteit. “Op die manier maken we het natuurgebied robuuster en weerbaarder.”
Vanuit het lage natte deel van het beekdal met elzenbroekbos en wilgenbroek loopt Marcel weer naar boven en komt in een prachtig deel met zeggenmoeras, blauwgrasland, vochtige heide en droge heide. “Dat is de kracht van dit gebied. Het is enorm gevarieerd, heeft veel overgangen en dus een grote biodiversiteit. Door de bijzondere hydrologische omstandigheden hebben we hier unieke natuur. Natuur die zich niet zomaar opnieuw ontwikkelt maar die het beschermen meer dan waard is.”