Beekdalen zijn vooral te vinden in het zuiden en (noord-)oosten van Nederland. Je herkent ze aan de waterstroom die door het landschap kronkelt, met steeds vaker weer natuurlijke oevers erlangs. Wat er op die oevers en in het aangrenzende gebied groeit, hangt af van hoeveel vocht er in de bodem zit. Het kan een broek- of moerasbos zijn (broek betekent nat). Zwarte els bijvoorbeeld, kan goed tegen natte voeten en floreert langs een beek die af en toe overstroomt. Waar de bodem te nat is voor bomen, of waar wordt begraasd of gemaaid, zie je grasland, heide en/of veen.
Het landschap in een wijde kring om de beek werkt van oorsprong als een spons die water vasthoudt en langzaam weer loslaat. Water uit hoger gelegen gebieden sijpelt erdoorheen op weg naar de beek. Hoe snel de ondergrond water doorlaat en hoogteverschillen in de bodem bepalen waar het extra nat of net wat droger is. In Zuid-Limburg is de bodem van sommige beken zo vlak dat het bos in het water doorloopt. Al die verschillen in vochtigheid maken beekdalen rijk aan biodiversiteit. Orchideeën en moerasplanten als kattenstaart doen het hier goed.
De afwisseling tussen natte en drogere plekken in het beekdal trekt veel dieren aan. De bever is misschien wel de grootste. Een mooi klein voorbeeld is de kokerjuffer. De larven van deze soortengroep leven in het water. Ze breken afgevallen bladeren en dood hout af. Dat levert voedingsstoffen op voor andere dieren en planten. Ook libellen beginnen hun leven als larve in de beek en gaan zodra ze volwassen zijn op zoek naar voedsel in rietzomen, gras of langs bosranden. Insecten zijn op hun beurt weer prooi voor vogels en vleermuizen. En dankzij de vele overgangen tussen land en water is het beekdal ook een thuis voor padden, salamanders en andere reptielen.
Een bedreiging voor het beekdallandschap is verdroging door de snelle afvoer van water. En het water dat er nog wel stroomt, deels ondergronds, is een steeds dunner stroompje. Dat water is bovendien op veel plekken vervuild met mest- en afvalstoffen. Op veel beekflanken en -bodems hebben kwetsbare plantensoorten daarom last van een overdaad aan stikstof en gifstoffen. Uiteindelijk belanden die ook in de beek en op de oevers. Daar doen ze veel waterdieren de das om, omdat de beek ook al vervuild water ontvangt uit onder meer riooloverstorten. Met verschillende maatregelen gaan Staatsbosbeheer en waterschappen deze invloeden tegen om zo de biodiversiteit te beschermen.