Nieuws
Niet alleen de energievoorziening wordt fossielvrij. Dat geldt ook voor de grondstoffen en materialen voor onder meer de chemie en de bouw. Nederland kan hierin een voortrekkersrol spelen, met zijn grote chemiesector. Met hout als bio-grondstof. Over hoe Nederland deze transitie in gang kan zetten en waar die benodigde biogrondstoffen vandaan moeten komen, ging het eerste herfstdebat van Staatsbosbeheer op 17 oktober in het Baarnse kasteel Groeneveld. Dat Nederland meer bos nodig heeft, daar zijn alle sprekers het over eens.
Vanwege zijn 125-jarig bestaan houdt Staatsbosbeheer dit najaar vijf herfstdebatten over actuele maatschappelijke thema’s. Voor een zaal met mensen uit de chemische industrie, bosbeheerders, onderzoekers en beleidsmakers geeft Zwier van Olst, manager markt & ontwikkeling bij Staatsbosbeheer, de aftrap op dit eerste debat. “Staatsbosbeheer speelt met zijn natuurbeheer al 125 jaar lang in op maatschappelijke behoeften. Het begon met de behoeften aan het bedwingen van de woeste gronden en aan hout. Later kwamen daar recreatie en natuurbescherming bij. Nu is er de behoefte om de samenleving circulair te maken. Ook daaraan kunnen en willen we bijdragen. Want duurzaam bosbeheer is goed voor het klimaat. Maar het duurzaam gebruik van hout dat dat beheer oplevert, heeft een nog grotere impact. Want door hout in de bouw te gebruiken en de resterende houtsnippers in de chemie, hou je niet alleen de opgeslagen CO2 vast. Je voorkomt hiermee ook de uitstoot van fossiele grondstoffen die er anders voor worden gebruikt. Wij willen ons hout en andere biogrondstoffen zoals houtsnippers altijd zo hoogwaardig mogelijk inzetten. Daarom trekken we hierin samen op met innovatieve bedrijven.”
Hiermee kunnen we in theorie tientallen miljoenen tonnen CO2-uitstoot besparen
Met Avantium bijvoorbeeld, een bedrijf dat van biogrondstoffen kunststof maakt. Hoe je houtsnippers in de chemie kunt gebruiken en wat de impact daarvan is, legt Gert-Jan Gruter uit. Hij is bijzonder hoogleraar Industrial Sustainable Chemistry aan de Universiteit van Amsterdam en chief technology officer bij Avantium. “In de nieuwe Avantium-fabriek die eind oktober opent, halen we glucose uit zetmeel. En we werken aan opties om van de door Staatsbosbeheer geleverde biogrondstoffen hoogwaardig kunststof te maken. Als we grootschalig biogrondstoffen gaan gebruiken voor de productie van kunststof, kunnen we in Nederland in theorie tientallen miljoenen tonnen CO2-uitstoot besparen. Een enorme impact dus. Maar daarvoor hebben we jaarlijks wel meer dan tien miljoen ton biogrondstoffen nodig, dat is meer dan tien keer zoveel als de huidige beschikbare hoeveelheid. Dat gaan we niet allemaal uit Nederland halen. Het grootste obstakel voor een echte doorbraak is op dit moment echter de prijs. Zo lang kunststof op basis van fossiele grondstoffen zo goedkoop is, is het lastig concurreren. Maar als we in de chemie op grote schaal met biogrondstoffen gaan werken, wordt het een stuk goedkoper. Van Staatsbosbeheer vraag ik dat ze voor zoveel mogelijk biogrondstoffen zorgen en dat ze blijven investeren in innovatieve partnerships.”
60% van ons land is landbouw. Daarvan wordt bijna 75% gebruikt voor veevoer
Marjan Minnesma, directeur van Urgenda, presenteert het Urgenda-rapport Landinzicht, dat antwoord kan bieden waarvoor we de Nederlandse grond willen inzetten. “60% van ons land is landbouw. Ons huidig agrarisch landgebruik zorgt voor 17% van onze CO2-uitstoot, een zeer lage biodiversiteit, de laagste waterkwaliteit van de EU en veel ongezond voedsel. Van de 1,8 miljoen hectare die onze landbouw hier in beslag neemt, wordt bijna 75% gebruikt voor veevoer. Daarbovenop gebruiken we wereldwijd nog eens 2,9 miljoen hectare voor veevoer (soja). Stel je wil een betere balans, voor mens, bodem en natuur. Hoe ziet dat er dan uit? Wij hebben berekend hoeveel ruimte overblijft als we onze landbouw gebruiken voor gezonde en betaalbare voeding voor mens en dier, waarbij landbouw en natuur in balans komen. Dan hou je ruimte voor de teelt van biogrondstoffen over om ongeveer 100.000 huizen biobased te bouwen. Als we ook biogrondstoffen willen gebruiken voor de chemie of voor kleding, moeten we dus aanspraak maken op het buitenland. Hoeveel daarvan vinden we gerechtvaardigd? We moeten trouwens niet alleen inzetten op de landbouw. Als iedere Nederlander met een tuin een vierkante meter gebruikt voor een nieuwe boom, kom je al een heel eind richting die tweede Veluwe. En ik roep Staatsbosbeheer bij deze op om deel te nemen aan ons ‘Meer bomen nu’-initiatief.”
Hebben we al die flessen die ons worden aangepraat ook echt nodig?
Ook Maarten Hajer, bijzonder hoogleraar Urban Futures aan Universiteit Utrecht en lid van International Resource Panel van VN, komt met indrukwekkende cijfers. “Het uit de grond halen en transporteren van grondstoffen zorgt wereldwijd voor negentig procent van het verlies aan biodiversiteit, voor 55% van de broeikasgasemissies en het veroorzaakt meer dan veertig procent van de milieuvervuiling. We moeten van die aardkorst afblijven, het is de oorzaak van alle ellende. Dus ja, natuurlijk moeten we verduurzamen. Maar we moeten ons ook afvragen of we bijvoorbeeld al die flessen, die ons worden aangepraat, ook echt nodig hebben. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen oog krijgen voor de absurditeit van al dat plastic dat we gebruiken. Een grote culturele verandering is nodig. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat we koplopers binnen de chemische industrie stimuleren. We maken het ze nu te moeilijk. Als samenleving moeten we investeren in sectoren en industrieën die wel bewegen naar duurzaamheid. Het wordt nu teveel afgeremd door diegenen die niet mee willen werken.”
Meer biogrondstoffen, een grotere afzetmarkt én meer innovatiekracht
Van dat laatste weet Nienke Homan alles. Als voorzitter van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) zet zij zich in voor verduurzaming van de branche. “Er zijn veel goede initiatieven in de branche. Maar de huidige prijsprikkels stimuleren innovatie niet echt. Voor duurzaam kunststof zijn overigens niet alleen biogrondstoffen nodig. Recycling van afval en het gebruik van onder de grond opgeslagen CO2, zijn hierin eveneens van grote betekenis. Ook daarin zien wij veel ontwikkelingen. De transitie naar een duurzame chemiesector is hard nodig, maar het is niet alleen een verantwoordelijkheid van de sector zelf. Het is een maatschappelijke transitie. Vooral de afzetmarkt, de consument dus, speelt hierin een grote rol. Ook de overheid moet hierin een steviger rol spelen. We moeten met z’n allen tegelijk door dat hoepeltje springen. Dus én meer biogrondstoffen, ook in Nederland, én een toenemende vraag vanuit de consument én meer innovatiekracht in de sector.”
Alle sprekers maken duidelijk dat het nu de hoogste tijd is om stappen te nemen in de verduurzaming van de chemische industrie en zijn daar ook toe bereid. Maarten Hajer biedt aan het einde van het debat aan om in 2026 een hoopvol toekomstscenario neer te zetten. “Dat veel mensen die toekomst niet voor zich zien, is een barrière die we moeten beslechten. Het ontbreken van zo’n toekomstscenario werkt polariserend en maakt dat velen op de rem trappen. Als we onze verbeelding gebruiken om een positieve duurzame toekomst te schetsen, waar mensen zich voor in willen zetten, kunnen we versnellen. Ik roep iedereen op daaraan mee te doen.”
Zwier van Olst sluit het debat af met de woorden: “Ik voel hier vandaag de urgentie om samen op te trekken om de transitie naar een duurzame chemie op gang te brengen. Laten we daarmee aan de gang gaan. Een lonkend toekomstperspectief gaat hier zeker aan bijdragen. Als we vooral vrij blijven denken, komt er altijd een oplossing.”