Je kunt een bos vergelijken met een klok. Die geeft alleen maar de juiste tijd aan als alle radertjes en andere onderdelen precies op elkaar zijn ingesteld en met elkaar samenwerken. Haal je een radertje weg of gaat er een stuk, dan raakt de klok ontregeld en geeft niet meer de goede tijd aan. Daar heb je dan zelf last van.
De bomen in het bos kunnen heel oud worden. Dat geeft veel andere soorten de gelegenheid zich te specialiseren in een bepaalde fase in het leven van een boom. In een goed ontwikkeld bos komen al die levensfasen van bomen door elkaar voor. Zaailingen, jonge bomen, volwassen bomen, stokoude woudreuzen. Maar ook kruiden, struiken, open plekken en dood hout horen bij het bos. Hoe meer variatie, hoe groter de biodiversiteit.
De ene vogelsoort nestelt graag laag bij de grond en heeft een jonge boom of struik nodig, de andere nestelt graag bovenin de kruin van een volwassen boom en weer een andere nestelt graag in een zelf uitgehakt hol in een dikke dode boom. Verlaat hij dat hol, dan kan er weer een vleermuis of een boommarter gaan wonen.
De ene paddenstoel of soort mos groeit alleen op dunne takken of bladeren, de andere op een dode boom van minstens een halve meter dik. Paddenstoelen zijn ook gespecialiseerd in bepaalde boomsoorten en werken daar mee samen om voedingsstoffen voor de boom te verzamelen. De ene boomsoort kan goed tegen schaduw en wacht geduldig op een beetje licht, de andere heeft juist meteen veel licht nodig en ontkiemt alleen op een open plek met kale grond.
Het bos zorgt bovendien voor een grote biodiversiteit doordat de bomen continu bijgroeien en er ook continu weer onderdelen zoals takken, bladeren en uiteindelijk ook hele bomen dood gaan en verteren. Daarvoor staat dan weer een heel leger aan insecten en schimmels (paddenstoelen zijn de vruchtlichamen daarvan), mossen en bodemdiertjes klaar. Dood hout leeft dus eigenlijk.
Met de biodiversiteit van de Nederlandse bossen gaat het relatief goed ten opzichte van de biodiversiteit van andere soorten natuur zoals duinen. Dat komt door een aantal ontwikkelingen. Zo wordt het bos in Nederland gemiddeld steeds ouder, vergelijking van de verschillende Nederlandse bosstatistieken laat dat zien. Het aandeel jong bos neemt af, het aandeel volwassen en oud bos neemt toe. In oud bos leven meer dieren en planten. Verder wordt het meer gemengd en iets meer ongelijkjarig. De gemiddelde hoeveelheid levend en dood hout blijft toenemen. Er is ook een duidelijke verschuiving gaande van naaldboomsoorten naar loofboomsoorten, die in het algemeen ouder worden. In loofbos en in bossen met veel dood hout leven ook meer soorten.
In totaliteit zijn de hoeveelheid bos sinds begin vorige eeuw en de variatie daarin dus toegenomen. De bossen veranderden van een verzameling dichte vakjes met één boomsoort, vaak naaldbomen van één leeftijd, in een rijker gestructureerd bos met meer variatie in loof- en naaldboomsoorten, struiken en leeftijden en met meer staand- en liggend dood hout. De biodiversiteit groeide als gevolg daarvan mee. Wel hebben we op dit moment grote zorgen over het effect van klimaatverandering, droogte en stikstof. Dit zet de verdere ontwikkeling van de biodiversiteit onder grote druk.
Als natuurbeheerder hebben we een grote opgave om ervoor te zorgen dat de soortenrijkdom weer toeneemt. Dit is ook vastgelegd in internationale afspraken waar de Nederlandse overheid zich aan heeft gecommitteerd. Hoe doen we dat? Allereerst zorgen we voor variatie in het bos. We mengen verschillende boomsoorten van verschillende leeftijden en houden het bos zo aantrekkelijk voor de verschillende planten en dieren die er leven. Bovendien maakt deze variatie het bos bestand tegen ziektes, stormen en klimaatveranderingen. Daar hoort ook bij dat we soms bomen weghalen, om meer groeiruimte te maken voor jonge bomen. Dat doen we uiteraard alleen na een zorgvuldige check zodat we dieren niet in gevaar brengen tijdens de werkzaamheden. Maar we doen nog veel meer: we werken aan rijke bosranden belangrijk voor insecten en vogels, meer dood hout en ook aan behoud van de soms zeldzame inheemse bomen en struiken als wilde appel en we overleggen met bijvoorbeeld waterschappen om verdere verdroging te voorkomen Jaarrond monitoren (tellen) we de planten en dieren die in onze bossen leven, zodat we een goed beeld hebben van hoe het met hen gaat, en nemen maatregelen om soorten die er leven te beschermen. Zo zijn toekomstige generaties mensen, planten én dieren verzekerd van mooie bossen.